“In de maanden tussen september 2019 en februari 2020 is het 75 jaar geleden dat Nijmegen gedurende een half jaar ‘frontstad’ was, en in de vuurlinie kwam van de strijd tussen de bezettende Duitse legers, en het bevrijdingsleger van Amerikanen, Britten en Canadezen. Market Garden, de granatentijd, operatie Veritable: steeds was Nijmegen het brandpunt van veel strijd, verwoesting en menselijke verliezen. En dat terwijl Nijmegen enkele maanden daarvoor al zo zwaar getroffen was door het bombardement op de binnenstad.”

Veel, heel veel is geschreven over de militaire operaties, en over de gevolgen daarvan voor de stad en onze wijk: van militaire analyses tot de meest persoonlijke verhalen op menselijk niveau. Omdat niet iedereen toegang heeft tot al deze literatuur, maar de belangstelling voor dit ‘rampjaar’ 1944 onverminderd groot is, maakte redactielid Jan van Eupen een overzicht van de meest toegankelijke en recente literatuur.

Het eerste deel gaat over Market Garden (17 september 1944 en de dagen erna), toen de Amerikaanse en Britse bevrijders dwars door onze wijk oprukten naar de Waalbrug. De gevolgen daarvan voor Oost waren ingrijpend: vele huizen verbrand en verwoest, burgers uit hun huis verjaagd, of schuilend in de kelders voor de hevige gevechten. Daarbij vielen vele slachtoffers.

Nadat Market Garden mislukt was, werd duidelijk dat Nijmegen wel bevrijd, maar nog niet veilig was: de stad lag nu immers aan het front, en werd om die reden maandenlang hevig beschoten en gebombardeerd door de Duitsers vanuit de Betuwe.

De vernietiging van Nijmegen hield pas op toen de geallieerde troepen in februari 1945 operatie Veritable startten, en vanuit Nijmegen oprukten naar Kleef en Goch. Nijmegen was toen garnizoensstad geworden voor duizenden geallieerde soldaten die zich hier opmaakten voor het offensief tegen het Rijnland.

De geschiedenisgroep van het Wijkcomité Oost hoopt hiermee tegemoet te komen aan de belangstelling die bij vele mensen in onze wijk bestaat voor deze turbulente periode.

Ter inleiding

“Het bombardement in 1944 en de ligging in de frontlinie eisten een hoge tol. Nijmegen had de meeste slachtoffers te betreuren en liep de grootste schade op van alle steden in ons land. Met Operatie Veritable, de meest omvangrijke militaire grondoperatie in de westerse krijgsgeschiedenis, werd begin 1945 vanuit hier de definitieve aanval van de geallieerden op Duitsland geopend.”

Omdat de bevrijding van Nijmegen en de daarop gevolgde periode dat Nijmegen frontstad was, van 17 september 1944 tot 17 maart 1945, zich voor een belangrijk deel hebben voor- gedaan in het oostelijk gedeelte van de stad en in het gebied ten oosten van de stad menen wij er goed aan te doen om op de historische website van het Wijkcomité-Oost een begin te maken met een overzicht van de gebeurtenissen die zich in die zes angstige maanden als onderdeel en gevolg van de oorlogshandelingen hebben afgespeeld.

We putten daarbij uit enkele min of meer recente publicaties over de bevrijding van Nijmegen en de daarop gevolgde ‘granatentijd’, toen de stad en in het bijzonder Nijmegen-Oost in de vuurlinie lag. Verder nodigen wij de bezoekers van onze website nadrukkelijk uit om dit overzicht aan te vullen met bij hen bekende verhalen over en persoonlijke herinneringen aan de genoemde episode uit onze eigen geschiedenis.

 


Het rampjaar 1944

In februari 2009, vijf en zestig jaar na het bombardement van Nijmegen, dat plaats vond op 22 februari 1944, verscheen het boek van Joost Rosendaal “Nijmegen ’44. Verwoesting, verdriet en verwerking”. Hij doet daarin verslag van zijn onderzoek naar wat er in Nijmegen gebeurde in het oorlogsjaar 1944 en naar de manier waarop Nijmegen met deze oorlogsherinnering is omgegaan.
In de Proloog van zijn boek doet hij de opmerkelijke constatering: “Het bombardement op Nijmegen op 22 februari 1944, de watersnood in 1953 en het Duitse bombardement op Rotterdam in 1940 zijn de drie rampen die in het twintigste-eeuwse Nederland de meeste doden tot gevolg hadden. Toch heeft het Nijmeegse bombardement, ondanks de ruim 760 doden, geen plaats gekregen in het collectieve geheugen van de Nederlander. Dit in tegenstelling tot de beide andere beproevingen”.
En hij vervolgt: “De toedracht van de ramp was jarenlang onduidelijk. Er bestonden vele verhalen over ‘de daders’ en hun motieven, maar in Lou de Jongs officiële geschiedschrijving van Nederland in de Tweede Wereldoorlog waren slechts enkele pagina’s aan het bombardement gewijd…….Bovendien bleek het bombardement nauwelijks voor te komen in de officiële geschiedschrijving van Nijmegen, die begin 2005 verscheen ter gelegenheid van de viering van het tweeduizendjarig bestaan van de stad. Van de 1500 pagina’s gingen er ongeveer twintig over de Tweede Wereldoorlog en aan het bombardement waren slechts vijf regels gewijd”.

Voor de historische website van Nijmegen-Oost is het vooral van belang, dat in het boek van Joost Rosendaal ook veel aandacht wordt besteed aan de rampzalige gebeurtenissen die rond en na de bevrijding van Nijmegen in onze stad plaatsvonden. “Nijmegen was inmiddels tot frontstad geworden en vijf maanden lang bestookte Duitse artillerie de stad met granaten en wierpen vliegtuigen van de Luftwaffe hun dodelijke last. Aan deze ‘granatentijd’ ging de bevrijding van de stad vooraf. Op 17 september 1944 begon operatie Market Garden. De geallieerden bereikten met deze gecombineerde lucht- en grondactie weliswaar niet hun doel (in één keer doorstoten naar Arnhem), maar Nijmegen werd na vier dagen felle strijd wel bevrijd. In een poging een bruggenhoofd bij de Waalbrug te verdedigen, staken de Duitsers hele straten in het oosten van de stad in brand. Bij de gevechten vielen honderden burger-slachtoffers. Het aantal doden en de omvang van de verwoestingen van de septemberdagen en de granatentijd waren zelfs groter dan die van het bombardement van 22 februari.
De strijd in september kostte behalve burgers ook enkele duizenden militairen het leven: Amerikanen, Britten en Duitsers. In de volgende maanden groeide de geallieerde troepen-concentratie in en rond de stad. Begin 1945 lagen tussen Waal en Maas bij Nijmegen 470.000 manschappen, voornamelijk Canadezen en Britten. Op 8 februari startte operatie Veritable.
Over een frontlijn van twaalf kilometer trokken de geallieerden het Rijnland binnen. Het werd een bloedige strijd, waarin vele duizenden soldaten omkwamen.
Het jaar 1944 kan voor Nijmegen met recht een rampjaar worden genoemd. Het westelijk deel van het centrum werd vernietigd door Amerikaanse bommen, het oostelijk deel ervan vooral door Duitse brandstichting en beschietingen. Het aantal burgerslachtoffers bedroeg vermoedelijk meer dan tweeduizend. Dat is zeven procent van alle burgerslachtoffers door oorlogsgeweld in Nederland (naar schatting 30.000), terwijl in Nijmegen slechts één procent van de bevolking woonde.”

(Citaten uit: Joost Rosendaal, Nijmegen ’44. Verwoesting, verdriet en verwerking. Uitgeverij Vantilt, Nijmegen 2009, blz. 10-12).

Nijmegen bevrijd

“Sinds de zomer van 1944 was de Duitse nederlaag meer en meer onafwendbaar geworden. Militaire tegenslagen in Noord-Afrika en in Rusland deden de oorlogskansen eigenlijk al eind 1941 keren. De geallieerde landingen in Normandië op 6 juni 1944 wakkerden de hoop onder de bevolking verder aan. Het verzet waagde zich zelfs aan openlijke provocatie jegens de Duitsers. De reacties waren navenant: bij huiszoekingen en razzia’s werden in de zomer van 1944 acht Nijmegenaren doodgeschoten. Van 14 tot 17 september gold in de stad het politie-standrecht: zij die weigerden mee te werken aan de opbouw van Duitse verdedigingswerken, liepen het risico gearresteerd en geëxecuteerd te worden.
De zeventiende september startten de geallieerden operatie Market Garden. Het was de bedoeling om met een combinatie van luchtlandingen bij Eindhoven, Nijmegen en Arnhem een vrije doortocht voor de Britse tankdivisies te creëren. Vanuit Arnhem zou dan de snelle en doorslaggevende geallieerde doorbraak naar het Ruhrgebied bewerkstelligd moeten worden.
De Duitse tegenstand was onverwacht hardnekkig. Ook de verovering van Nijmegen vorderde slechts langzaam. Het centrum van de stad werd andermaal getroffen door grote branden, aangestoken door de zich terugtrekkende Duitse soldaten en eenheden van de Hitlerjugend. Pas op de avond van de twintigste waren de Amerikaanse troepen meester over de stad en de strategisch belangrijke Waalbrug. Nijmegen was bevrijd. Omdat het geallieerde strijdplan inzake Arnhem mislukte, bleef Nijmegen nog zes maanden frontstad. De Duitsers hadden zich ingegraven in Arnhem en de Betuwe, van waaruit de Waalstad ook na haar bevrijding tot begin februari 1945 voortdurend onder vuur genomen werd. Ook vanuit het Reichswald werd op Nijmegen gevuurd. Het kostte zo’n 800 Nijmegenaren het leven. Evacuatie van de stedelijke bevolking werd door de geallieerden meermalen overwogen, maar op aandringen van de Nederlandse autoriteiten voorkomen. Tijdens de frontstadperiode was Nijmegen vanwege zijn geografische ligging en het verloop van de gevechtshandelingen geïsoleerd geraakt.”

(Uit: Jan Brabers, redactie. Nijmegen. Geschiedenis van de oudste stad van Nederland, deel 3,
blz. 545-546. Uitgave Inmerc bv, Wormer 2005).

Maar wel nog zes maanden belegerd…

“Op zondag 17 september 1944 begon de operatie Market Garden, die ook wel de ‘Slag om de Rivieren’ wordt genoemd. Dan is het niet moeilijk te voorspellen wat dat voor Nijmegen, met twee militair zeer strategische bruggen, inhoudt: zware gevechten en bombardementen. Op de avond van de 20ste september 1944 werd Nijmegen bevrijd. De geallieerden verloren echter ‘de slag om Arnhem’ en Nederland ten noorden en westen van Nijmegen bleef door de Duitsers bezet en ging de hongerwinter in. Nijmegen werd frontstad. Een ware lijdensweg volgde. Wat er na het bombardement nog van de binnenstad over was, werd nu kapotgeschoten.”

(Uit: Billy Gunterman. Historische atlas van Nijmegen. 2000 jaar ruimtelijke ontwikkeling in kaart gebracht. Uitgeverij SUN, Amsterdam, derde druk, juni 2006. Blz. 58).

“Dolle dinsdag”, 5 september 1944

“In augustus 1944 waren de geallieerde tanks uit hun bruggenhoofd in Normandië gebroken en uitgewaaierd over West-Frankrijk. In de laatste week rolden de geallieerde troepen over de Seine naar het noorden: Parijs werd onbeschadigd bevrijd. September brak aan. De geallieerde opmars leek niet meer te stuiten. Veldmaarschalk Montgomery’s 21ste Britse Legergroep ging op 2 september de Belgische grens over, was daags daarna in Brussel en op 4 september tot de stad en haven van Antwerpen doorgedrongen. In bezet Nederland kondigde rijkscommissaris Seyss-Inquart de staat van beleg af: de Uitzonderingstoestand.
Die avond zond Radio Oranje, ‘de Stem van Strijdend Nederland’’, in Londen ons een boodschap van de koningin: “Gij weet dat de bevrijding voor de deur staat….”Die zelfde avond hield minister-president Gerbrandy een toespraak, ook voor Radio Oranje: “Nu de geallieerde legers in hun onweerstaanbare opmars de Nederlandse grens overschreden hebben…….”. Om middernacht riep het Nederlandse BBC-nieuws om: “Breda is bevrijd!”.
Zichtbare tekens van een verslagen Duitse legermacht passeerden Nederlandse wegen en steden, een allegaartje van Duitse militairen en hun trawanten: sommigen met motortractie, het merendeel met paarden, karren, fietsen of te voet. Duitse instanties sloten overhaast hun bureaus, verbrandden dossiers en vertrokken gepakt en gezakt in vrachtauto’s en gevorderde autobussen naar het oosten.”

(Bron: A.Korthals Altes e.a., September 1944. Operation Market Garden. Uitgeverij Fibula, Houten, vierde druk, 1994, blz. 9-10).

Ook in Nijmegen

was op 5 september 1944 de zenuwachtige stemming van Dolle Dinsdag duidelijk merkbaar:
“Door de berichten van de BBC en Radio Oranje zwol de geruchtenstroom over een snel naderende bevrijding aan. De komst van de geallieerden was nog maar een kwestie van uren, zo was de algemene indruk. Duitse soldaten, NSB’ers en anderen die zich aan de bezettende macht hadden verbonden, raakten in paniek. Fietsen, auto’s en treinen richting Duitsland waren volgepakt. Over de Graafseweg, het Keizer Karelplein, de Oranjesingel en het Keizer Lodewijkplein (het huidige Keizer Trajanusplein) trok een grote stroom noord- en oostwaarts.
Het betrof hier overigens ook troepen die van het front moesten terugtrekken naar het noorden. De Duitse instanties in Nijmegen waren in rep en roer. De geruchten bleken overdreven, maar de bezetter en zijn aanhang bleven zich zenuwachtig voorbereiden op een mogelijk offensief van de geallieerden.
Ook het gewapende verzet in Nijmegen paste zijn acties aan in anticipatie op de bevrijding. Op 5 september en de volgende dagen werden verschillende sabotageacties gepleegd op de spoorlijnen van Den Bosch naar Nijmegen en van Nijmegen naar Kleef om te verhinderen dat gevangenen uit Kamp Vught bij de nadering van de geallieerden naar Duitsland werden afgevoerd. Het waren succesvolle acties, waarbij tot driemaal toe een trein ontspoorde. Voor Nijmegen werd Dolle Dinsdag het begin van een nieuw hoofdstuk in het dramatische oorlogsjaar 1944. Tien dagen later startte operatie Market Garden, die zou leiden tot de bevrijding van de stad. Na de bevrijding volgde een periode waarin de Duitsers de stad bestookten met bommen en granaten. In de maanden na de bevrijding, waarin Nijmegen frontstad was, vielen onder de burgerbevolking vele honderden doden en nog veel meer gewonden. Na het bombardement werd nu ook een ander deel van de stad verwoest.”

(Uit: Joost Rosendaal. Nijmegen ’44. Verwoesting, verdriet en verwerking. Blz. 107-108).

Operatie Market Garden

“Na de invasie van de geallieerde legermacht op 6 juni 1944 in Normandië volgde een felle strijd. Tweeënhalve maand later, op 25 augustus, werd Parijs bevrijd. Vanaf dat moment leek de veldtocht in een versnelling te geraken. Tien dagen later trokken Britse troepen Brussel en Antwerpen binnen. Als de geallieerden in hetzelfde tempo zouden doortrekken, leek de bevrijding van Nederland nog slechts een kwestie van dagen. De blijdschap van Dolle Dinsdag en de paniek onder de bezetter waren hiervan een resultaat. Toch stokte de opmars.
De geallieerde terreinwinst en de aanvoerlijnen moesten worden geconsolideerd. Binnen het geallieerde hoofdkwartier bestond bovendien onenigheid over de te volgen strategie voor de verdere strijd. Veldmaarschalk Montgomery pleitte voor een bliksemactie om de brug in Arnhem te veroveren. Zo konden de geallieerden de Siegfriedlinie omzeilen en direct aan de overzijde van de Rijn komen. Montgomery had naam verworven als de held van de slag bij El Alamein in Noord-Afrika (eind oktober 1942) en als commandant van de grondtroepen bij de invasie in Normandië. Deze laatste functie moest hij tegen zijn zin afstaan aan de opperbevelhebber van de geallieerde strijdkrachten, generaal Dwight Eisenhower.
Nadat al een paar plannen voor het vervolg van de strijd waren verworpen, werd Montgomery’s voorstel voor een verrassingsaanval, operatie Comet, nader bestudeerd. Uiteindelijk werd ook dit plan op 10 september afgeblazen, maar het vormde wel de basis voor een nieuwe operatie: Market Garden (waarin de initialen van Montgomery niet moeilijk te herkennen zijn).

Het aanvalsplan bestond uit twee delen: een luchtlandingsoperatie (operatie Market) en een grondoffensief (operatie Garden). De luchtlandingstroepen (Airborne) moesten de bruggen veroveren en veiligstellen. Vervolgens zou over land zwaarder materieel kunnen oprukken om door te stoten naar het noorden. Voor operatie Market stonden drie van de vijf luchtlandings-divisies van de pasgevormde First Allied Airborne Army paraat. De Amerikaanse 101st Airborne Division, onder bevel van generaal-majoor Maxwell D.Taylor, zou iets ten noorden van Eindhoven landen om de bruggen bij Eindhoven, Son en Veghel veilig te stellen. De 82nd Airborne Division, eveneens bestaande uit Amerikanen en onder bevel van brigadegeneraal James M.Gavin, moest de bruggen bij Grave en Nijmegen veroveren. De derde divisie bestond uit de Britse 1st Airborne Division, onder bevel van generaal-majoor Robert Urquhart, waarvan ook de Poolse brigade van generaal Sosabowski deel uitmaakte. Deze had tot taak de Rijnbrug bij Arnhem in handen te krijgen.
Tegelijkertijd moest ook het grondoffensief van start gaan. Deze landoperatie werd uitgevoerd door het Britse 2nd Army van luitenant-generaal Sir Miles Dempsey, en meer in het bijzonder door het Dertigste Legercorps onder bevel van luitenant-generaal Brian Horrocks. De Guards Armoured Division van generaal-majoor Allan Adair voerde de opmars aan. Zodra de luchtlandingen begonnen, zette het grondleger bij Valkenswaard de aanval in en zou het Nederland binnentrekken via Eindhoven, Uden, Grave en Nijmegen richting Arnhem. De start van de operatie was afhankelijk van het weer.”

(Uit: Joost Rosendaal. Nijmegen ’44. Verwoesting, verdriet en verwerking. Blz. 110-111. Ook de volgende citaten zijn, tenzij anders aangegeven, uit dit boek van Joost Rosendaal, waarin voor het eerst gedetailleerd aandacht wordt besteed aan ‘Nijmegen frontstad’ en ‘de granatentijd’, a.w., blz. 107 t/m 144).

Wat in Nijmegen aan de bevrijding voorafging

“Na Dolle Dinsdag bleef de sfeer in Nijmegen geladen en zenuwachtig. Zodra de berichten over de intocht van de geallieerden in Nederland voorbarig bleken, kregen de Duitse autoriteiten de kans zich te hernemen en te reorganiseren.
Vanuit Kleef kwamen knapen van de Hitlerjugend om verdedigingswerken aan te leggen. Op 12 september gelastte NSB-burgemeester Van Lokhorst alle burgers om gereedschap en materiaal, zoals schoppen, spaden en prikkeldraad, in te leveren bij de gemeentewerkplaats aan de Dominicanenstraat. Vooral aan het Maas-Waalkanaal bij de Weurtse Sluis en in Hatert groeven de Duitse jongens loopgraven, maar hun aantal was te gering voor een snel resultaat. Van Lokhorst riep eerst middelbare scholieren en vervolgens alle mannen tussen achttien en vijftig jaar op zich te melden om aan de graafwerkzaamheden bij te dragen. Fabriekspersoneel werd gedwongen tewerkgesteld, maar het aantal arbeidskrachten liet in de ogen van de burgemeester sterk te wensen over. Er waren duizenden mannen nodig.
Vrijdagmorgen 15 september liet Van Lokhorst een nieuwe oproep verspreiden, nu met ernstige waarschuwingen voor de gevolgen als er geen gehoor aan werd gegeven.
Alle leerkrachten moesten op 16 september op het stadhuis verschijnen voor een bespreking. Als zij niet kwamen opdagen, werden hun familieleden gearresteerd en hun woonhuizen vernield of zelfs verwoest, zo klonk het dreigend. Het doel van de bijeenkomst was tweeledig. De burgemeester verlangde dat de scholen vanaf maandag weer begonnen met hun lessen, want deze waren na de zomer niet hervat. Belangrijker was echter zijn eis dat scholieren van zestien jaar en ouder en leerkrachten hielpen bij de graafwerkzaamheden. Diverse leerkrachten, vooral de schoolhoofden, doken met hun familieleden onder. Onder het onderwijzend personeel dat wél verscheen op het stadhuis waren veel vrouwen. Katholieke docenten van onderwijscongregaties meenden niet aan de oproep te hoeven gehoorzamen.”

Zondag 17 september 1944

“Op 17 september vertrokken enkele groepen scholieren om acht uur ’s-ochtends om aan het kanaal te graven. Die dag verliep echter anders dan iedereen had gedacht. Om 10.33 uur ging het luchtalarm. Niemand kon vermoeden dat pas acht maanden later het sein ‘veilig’ zou worden gegeven. Het was toen een symbolische handeling bij de viering van de bevrijding.
Even later wemelde het van de geallieerde bommenwerpers in de lucht en na drie kwartier sloegen de eerste bommen in. De herinnering aan 22 februari kwam boven. Op de elektriciteitscentrale en de Nymafabriek aan de Weurtseweg vielen bommen. Later bleek dat deze eerste luchtaanval vooral gericht was op het Duitse afweergeschut aan de Weurtse Sluis en in Lent, onder meer bij de Thermionfabriek. Weer een uur later, omstreeks half een, vielen opnieuw bommen. Ditmaal op verschillende plaatsen ten zuiden van het centrum: de Sint-Annamolen, de Hatertseweg en de spoorkuil bij Bottendaal. Hierbij kamen naast Duitsers ook burgers om het leven. De meeste gravers aan het Maas-Waalkanaal namen de benen.
Om half twee volgde een derde bombardement. Ditmaal werden er inslagen gerapporteerd aan de Hazenkampseweg, de Akkerlaan, de Heyendaalseweg en de Groesbeekweweg ter hoogte van de kazernes, die het doel van de bommen leken te zijn. Korte tijd later kwamen op de commandopast van de Luchtbeschermingsdienst aan de Fagelstraat berichten binnen over parachutisten die uit de bommenwerpers sprongen. Burgemeester Van Lokhorst begaf zich naar het hoofdbureau van de Ordnungspolizei in het Oud Burgerengasthuis. Om drie uur verliet hij het bureau richting Duitsland, in gezelschap van een aantal leden van de Grüne Polizei. Een uur later verliet ook kapitein Coen Versloot van de politie met een veertigtal NSB-agenten de stad. Hij trok de Waalbrug over richting Arnhem. De twee belangrijkste collaborerende stedelijke autoriteiten hadden al op zondagmiddag de wijk genomen.”

De verdedigers

“Ook de Duitsers waren in eerste instantie in grote verwarring. Pas later op de middag maakten zij zich op voor de verdediging. In een lange lijn van het station over de singels naar de verkeersbrug werden mitrailleurposten ingericht, die echter maar beperkt konden worden bemand. In Nijmegen bevond zich op dat moment geen grote Duitse troepenmacht met enige strijdervaring. Er waren verschillende Duitse eenheden waarvan een deel bestond uit rekruten van zestien en zeventien jaar oud. Daarnaast was er een Schutzgruppe, bestaande uit in Nijmegen woonachtige Rijksduitsers. Naast de verdedigingslinie langs het Maas-Waalkanaal was vooral de zuidelijke oprit van de Waalbrug belangrijk. In en om het Valkhof-park waren bunkers en loopgraven aangelegd. Het sociëteitsgebouw Unitas bij de toegang van het park was omgebouwd tot een bunker. De uit ongeveer zeshonderd man bestaande Kampfgruppe Henke, die richting Groesbeek bij het Sionshof en de Nebo lag, werd in de loop van zondagmiddag teruggetrokken naar het centrum. Ook alle andere scholen en gebouwen die buiten het centrum door de Duitsers waren bezet, werden op bevel van Ortskommandant kapitein Hagemeister ontruimd. Generaal-majoor H.Mascus, de commandant van de Ordnungspolizei, verliet in opdracht van Rauter om half zes met zijn staf het hoofdkwartier en vertrok naar Deventer. Ongeveer terzelfdertijd vertrok ook Hagemeister. De verdediging liet hij over aan kolonel der vliegers Scholz, die zijn stafbureau in het Gewestelijk Arbeidskantoor aan de Ridderstraat vestigde en een commandopost inrichtte in het huis van de weduwe Janssen-Terwindt aan het Kelfkensbos.”

en de aanvallers

“Om 13.50 uur sprongen de eerste Amerikaanse troepen van de 82e Airborne Division uit hun vliegtuigen. In totaal drie regimenten, elk ongeveer tweeduizend man sterk, kwamen rond Nijmegen aan de grond. Het 504e regiment landde aan weerszijden van de brug bij Grave: één compagnie op de linkeroever, ten zuiden van de brug en de rest rond Overasselt, op de rechteroever van de Maas. Het 505e regiment had als landingsgebied de Knapheide tussen Mook en Groesbeek. Met het laatste bataljon van het 505e werd ook brigadegeneraal Gavin gedropt. Het derde regiment, het 508e, kwam neer ten noordoosten van Groesbeek tussen Wyler en Berg en Dal. Binnen vijf kwartier na de afsprong had het 504e de verkeersbrug in Grave in handen. Iets voor half zeven bereikten eenheden van dit regiment ook het Maas-Waalkanaal. De Duitsers konden nog net de brug bij Malden opblazen, maar die bij Heumen wisten de Amerikanen ongeschonden te veroveren. Ze maakten daar om half negen contact met het 505e.
De eerste taak van het 505e en het 508e regiment was het veroveren en consolideren van de hooggelegen vlaktes bij Groesbeek. Dit verliep voorspoedig, zodat Gavin zich richtte op het tweede doel, de verovering van de Waalbrug. Hij wilde die door een kleine eenheid bij verrassing laten innemen. De Amerikanen meenden dat in een gebouw aan het begin van de brug de ontstekingsmechanismen lagen om de brug op te blazen. Deze ‘vernielingstoren’ moest in brand worden gestoken. De A-compagnie van het eerste bataljon van het 508e regiment, onder leiding van kapitein Adams, kreeg de order deze missie uit te voeren.
Een Amerikaanse verkenningsjeep, met daarin de Nederlandse kapitein Bestebreurtje, stuitte even na tien uur ’s avonds bij de Postweg op een Duitse patrouille. In het vuurgevecht dat volgde werd een Nederlandse gids, Rijnders genaamd, gedood en raakte Bestebreurtje gewond. De A-compagnie trok echter verder en bereikte iets na middernacht het Keizer Karelplein. Daar kwam het tot een vuurgevecht met de Duitsers, waarbij twee Amerikaanse luitenants sneuvelden. De A-compagnie kreeg versterking van de B-compagnie en samen controleerden ze het Keizer Karelplein.”

(t.a.p., blz. 111-118).

Maandag 18 september

“Kapitein Adams zette ondertussen zijn missie voort en sloop met een peloton door de Bisschop Hamerstraat, de Van Welderenstraat, de Vam Broeckhuysenstraat en de Derde Walstraat naar het Kelfkensbos. In de veronderstelling dat het mechanisme voor het opblazen van de brug zich in de Belvédère bevond, wierp sergeant Henderson hier een granaat naar binnen. Er brak brand uit. Een paar Amerikanen wisten nog verder door te dringen richting brug, maar inname bleek onmogelijk. De Duitsers waren in verwarring en raakten onderling in een vuurgevecht. Adams besloot terug te trekken, maar bemerkte dat de route waarlangs hij was gekomen door Duitsers werd gecontroleerd. Hij hield zich met zijn mannen de hele volgende dag verborgen in een warenhuis aan de Lange Hezelstraat en kreeg pas op dinsdag weer contact met zijn regiment. In de nacht trokken de A- en B-compagnie zich terug tot in Heilig Landstichting.
De C-compagnie van het 508e maakte diezelfde nacht een verkenningstocht via de Berg en Dalseweg en drong door tot aan de Museum Kamstraat. Daar stuitte zij op Duitse weerstand. Op maandagmorgen 18 september, om 8.30 uur, nam een peloton van de C-compagnie het Mariaplein in. Om negen uur rukte de G-compagnie op langs de Berg en Dalseweg, de Ubbergseveldweg en de Sterreschansweg. Duitse mitrailleurposten werden uit de weg geruimd. Tegen het middaguur namen de Amerikanen stellingen in de huizen aan de Graadt van Roggenstraat en de Reinaldstraat in, met zicht op het Hunnerpark, Huize Belvoir en de Waalbrug. De Duitsers trokken zich terug richting het Kelfkensbos. Een aantal Duitse soldaten vluchtte in paniek, maar de terugtrekking bleek vooral tactisch. Rond 13.00 uur opende Duitse artillerie (een 88mm-kanon) vanaf Lent het vuur op de huizen waaruit de Amerikanen schoten. Daarnaast werden vanaf het Kelfkensbos zware mortieren ingezet. Enkele huizen aan de Barbarossastraat en de Reinaldstraat werden getroffen en raakten in brand.

De B-compagnie was inmiddels weer naar het Keizer Karelplein opgerukt en leverde felle strijd met Duitse troepen. Langs de Bijleveldsingel en via de tuinen van de Prins Hendrik-straat kwamen enkele manschappen bij de Oranjesingel en konden deze zelfs oversteken. In de Hertogstraat werden zij echter teruggedrongen. Korte tijd later kreeg deze compagnie opdracht zich geheel terug te trekken om versterking te bieden bij het landingsterrein bij Groesbeek, dat door Duitse troepen werd aangevallen. De 406. Infanterie-Division was namelijk vanuit Duitsland een tegenoffensief begonnen onder bevel van generaal Franz Mattenklott. Het centrum en de linkerflank van dit offensief vielen met ruim 3200 man de Amerikanen in Groesbeek en Mook aan. De rechterflank werd gevormd door delen van drie Fallschirmjägerdivisionen die in Normandië zware verliezen hadden geleden en in de buurt van Kleef lagen om zich te reorganiseren. Deze rechterflank, samen ruim 1300 man, rukte via de Duffelt op. Het landingsterrein werd ernstig bedreigd, maar de Amerikanen wisten dit net op tijd, om kwart over drie, onder controle te krijgen, zodat troepenversterkingen in zweef-vliegtuigen konden landen. Omdat het centrum en de linkervleugel van de Duitse tegenaanval niet door konden zetten, moesten uiteindelijk ook de Duitse troepen bij Beek terugtrekken.
De G-compagnie van het 508e bij het Hunnerpark vreesde na de terugtocht van de B-compagnie te worden omsingeld en zag zich eveneens genoodzaakt terug te trekken. Het Duitse artillerievuur probeerde de Amerikanen ook in hun nieuwe posities te treffen, waarbij de Museum Kamstraat werd geraakt. Om vier uur moesten de Amerikanen de algehele aftocht blazen en zich terugtrekken in Berg en Dal. Operatie Garden had vertraging opgelopen, waardoor de Britse pantserdivisie die de aanval moest versterken nog op zich liet wachten.
Bovendien traden er problemen op met het consolideren van de ‘high grounds’, de hooggelegen landingsvelden tussen Beek en Groesbeek.”

(t.a.p., blz. 118-121).

Brandstichting als wapen

“Na het terugtrekken van de B- en G-compagnie vertrouwden de Duitsers erop dat zij de verkeers- en de spoorbrug over de Waal konden behouden. Op maandag 18 september om vier uur ’s middags namen zij weer hun intrek in het strategisch gelegen Hotel Belvoir. Vanuit het stafkwartier aan de Ridderstraat kwam nu het bevel, vermoedelijk van kolonel Scholz, de verdedigingslinie rond de verkeersbrug over de Waal te versterken door het in brand steken van huizen, te beginnen aan de Barbarossastraat, de Beatrixstraat en de Batavierenweg. De overwegend welgestelde bewoners werden vooraf gesommeerd te vertrekken. Sommigen gingen richting Ooijpolder, anderen zochten een schuilplaats in de benedenstad. Weer anderen werden over de brug naar Lent gedreven. Korte tijd later gingen de Ten Hoetstraat, de Ten Hoetdwarsstraat en de Hugo de Grootstraat in vlammen op. Aan het begin van de avond staken soldaten ook de huizen aan de Oude Stadsgracht, Lange Burchtstraat, Hertogstraat, Derde Walstraat, Sint-Jorisstraat en Gerard Noodtstraat in brand. Het betrof honderden woningen. In een aantal van deze huizen zaten de bewoners in de kelders, onwetend van het onheil dat zich boven hen voltrok. Zij kwamen om. Ook bij de straatgevechten waren inmiddels tientallen Nijmeegse burgers gedood.
Hoewel na de oorlog onder de bevolking vooral de opvatting heerste dat sprake was van barbarisme door ‘dronken moffen’, lagen er militaire overwegingen ten grondslag aan deze actie. Vanuit de richting Barbarossastraat en Batavierenweg was immers een aanval gedaan op de brug. Met het platbranden van deze huizen daar werd een nieuwe aanval bemoeilijkt. Niet alleen konden de Amerikanen zich nu moeilijker verschansen, ook werd het schootsveld voor de artillerie vanuit Lent verbreed. Bij het brandstichten verkondigden de Duitsers herhaaldelijk dat ‘partizanen’ vanuit de huizen hadden geschoten. Het in brand steken van de huizen diende nog een doel: het winnen van tijd. Aan het Pannerdens Kanaal werden tanks van de 10.SS-Panzerdivision Frundsberg overgezet naar Huissen. Een deel ervan moest optrekken naar de Arnhemse Rijnbrug die de Britse Airbornetroepen hadden ingenomen. De overigen konden ter versterking naar Nijmegen. De overtocht duurde lang en tijdwinst was daarom van groot belang. Door het in brand steken van de huizen waren de geallieerden niet direct in staat de brug te naderen.”

Dinsdag 19 september

De Britse Guards Armoured Division trok op dinsdag 19 september om tien uur over de brug bij Grave. Rond het middaguur vond een stafoverleg plaats in hotel-restaurant Sionshof, waar generaal Gavin zijn hoofdkwartier had. Luitenant-generaal Browning, plaatsvervangend bevelhebber van de 1st Allied Airborne Army, die met zijn staf eveneens was geland in Groesbeek, en luitenant-generaal Dempsey, bevelhebber van de 2nd British Army, die met de Grenadier Guards over land was gekomen, namen deel aan dit beraad. Ze bespraken de plannen om de bruggen in Nijmegen te veroveren. Om twee uur kwamen de Shermantanks en pantservoertuigen van de Grenadier Guards aan bij het Sionshof. Op weg naar de brug bij de Graafseweg over het Maas-Waalkanaal (bij Honinghutje) hadden zij vernomen dat ze die niet konden passeren. Ze moesten keren om via Heumen pas veel later in Nijmegen aan te komen. Amerikaanse artillerie, die met gliders was overgevlogen om bij Groesbeek te landen, beschoot ondertussen de Duitse stellingen in Lent.
De Duitsers verwachtten een nieuwe aanval. Om het naderen van de spoorbrug te bemoeilijken en het station te verdedigen, staken ze vanaf drie uur de huizen aan de Kronenburgersingel, de Spoorstraat, de Van Schaeck Mathonsingel en het Keizer Karelplein in brand.”

(t.a.p., blz. 122-124).

Straatgevechten in Oost

“De geallieerde aanval op de bruggen begon volgens plan. Het Amerikaanse 508e regiment, dat op maandag de eerste poging tot verovering van de bruggen had ondernomen, was bij Beek en Wyler in gevecht met de Duitsers en verdedigde de landingsgronden. Het tweede bataljon van het 505e regiment kon wel vrijgemaakt worden voor het offensief. Het werd vergezeld door tanks van de Britse Grenadier Guards. Drie colonnes zetten zich vanaf het Sionshof in beweging. De Verkeersbrugcolonne en de Postkantoorcolonne begaven zich parallel over de Groesbeekseweg richting Oranjesingel. De eerste colonne, bestaande uit acht Shermantanks, pantservoertuigen, een motorpeloton en de E- en F-compagnie van het 505e, trok over de Groesbeeksedwarsweg en Daalsedwarsweg richting de Dominicanenstraat en het Mariaplein. De beide compagnieën hadden vervolgens moeite om dichter bij de brug te komen, mede door de brandende en smeulende huizen. Vier Shermantanks staken vervolgens het Mariaplein over en rolden door de Dr.Claas Noorduynstraat langs het Wilhelminaziekenhuis naar de Graadt van Roggenstraat. De voorste tank vuurde op de Duitsers die in de stellingen op het Keizer Lodewijkplein en in het Hunnerpark lagen, maar werd vervolgens geraakt door het Duitse 88mm-kanon dat op het plein stond.
De drie andere tanks trokken zich terug. Een tweede groep van vier tanks trachtte naar de Batavierenweg door te stoten, maar twee werden buiten gevecht gesteld. Naast deze verliezen werd ook een succes geboekt: Huize Belvoir, een van de Duitse steunpunten, werd in brand geschoten.
Tussen zes en zeven uur ’s avonds vonden felle vuurgevechten plaats rond het Hunnerpark. De Duitsers leden verliezen, maar ze hielden stand. Dit was vooral te danken aan de ervaren versterking die in de loop van de middag was gearriveerd: ongeveer honderd man SS-pantsergrenadiers onder leiding van Hauptstormführer (kapitein) Karl-Heinz Euling. Vanaf zeven uur werden ze ook bestookt door mortieren die de Amerikanen vanaf het kerkhof op de Daalseweg afschoten. Tijdens de aanval raakten talrijke huizen aan de Mr.Franckenstraat, de St.Canisiussingel, de Prins Hendrikstraat, de Berg en Dalseweg en de Jacob Canisstraat in brand. Bij het invallen van de volledige duisternis, rond half acht, trokken de tanks terug naar het Julianapark, achter de dekking van de infanterie. Ter verdediging, maar vooral ook ter verlichting in de donkere nacht, staken de Duitsers nu de huizen aan het Kelfkensbos en langs de Oude Ubbergseweg in brand.
De Postkantoorcolonne had een bijzondere taak. Deze kleinere eenheid moest het postkantoor aan de Van Schevichavenstraat innemen, omdat volgens informatie uit het verzet van daaruit de verkeersbrug kon worden opgeblazen. Tot aan het plantsoen in de Van Heutszstraat waren de tanks en troepen van de Verkeersbrug- en Postkantoorcolonne aan het eind van de middag samen opgetrokken. Daar ging de postkantoorcolonne over de Coehoornstraat richting het postkantoor. Na een korte beschieting van het Stedelijk Gymnasium, waar enige dagen de Ortskommandatur gevestigd was geweest, en het werpen van enkele granaten in het postkantoor ertegenover, werden beide gebouwen ingenomen. Er bleek nauwelijks Duitse weerstand en een ontstekingsmechanisme voor het opblazen van de brug was niet te vinden.
Enkele tanks rolden vervolgens om zes uur door de Van Broeckhuysenstraat over het Hertogplein naar de Gerard Noodtstraat. Van daaruit werd het vuur geopend op het Hunnerpark. een Duitse stelling op het Keizer Lodewijkplein werd veroverd, maar ook stelden de Duitsers een Britse tank buiten gevecht. Bij het vallen van de avond trokken de overige tanks zich terug naar het postkantoor.
De Spoorbrugcolonne trok met een wijde boog om het stadscentrum heen, veroverde het station en deed een poging de spoorbrug in te nemen. Nadat door de Duitsers bij het Krayenhoffplein drie Britse tanks buiten gevecht waren gesteld trokken de geallieerden zich voor de nacht terug in de Krayenhofflaan.”

(t.a.p., blz. 124-127).

Woensdag 20 september

“In de loop van 19 september waren in Lent Duitse versterkingen aangekomen. Tijdens de nacht trokken zo’n 150 SS’ers van de Kampfgruppe Reinhold over de verkeersbrug om de troepen te steunen. Bij het bruggenhoofd laaiden op 20 september, om half elf ’s ochtends, weer zware gevechten op. De Pater Brugmanstraat, Jan van Goyenstraat, Museum Kamstraat en Heijdenrijckstraat werden in brand geschoten. Omdat de aanvallen vanuit het oosten steeds vastliepen, kozen de geallieerden voor een aanval vanuit het westen. De Amerikaanse en Britse troepen moesten daarom via de Hertogstraat doordringen naar de Lindenberg. Op de hoek Hertogstraat-Lange Burchtstraat werden die ochtend twee tanks geraakt, waarop de troepen moesten terugtrekken. De geallieerden maakten een wat wijdere boog door de inmiddels grotendeels uitgebrande straten van het centrum. Vanuit het oude deel van het stadhuis beschoten de Amerikanen de Duitse troepen. Die gingen over tot een wanhoopsverdediging om te voorkomen dat de geallieerden het bruggenhoofd verder insloten. De Korte Burchtstraat, de Platenmakerstraat, delen van de Snijdersstraat en de Muchterstraat werden in brand gestoken. Ook het stadhuis vatte vlam.
De geallieerden wisten evenwel door te dringen tot het politiebureau aan het Valkhof. De ring rond het Valkhof was nu gesloten. Ongeveer op hetzelfde moment werd in Arnhem de geallieerde bezetting van de brug gebroken. De 10. SS-Panzerdivision Frundsberg kon nu ongestoord naar Nijmegen oprukken en het bruggenhoofd versterken. In Nijmegen was de geallieerde aanval in volle gang. Vanaf de oostelijke kant viel de E-compagnie van het 55e regiment aan. In het centrale deel werd wederom een tank getroffen, maar vanaf de westelijke zijde werd het Valkhofpark binnengedrongen. De geallieerden leden hierbij zware verliezen. De aanvallers in het midden legden contact met de E-compagnie en drongen het Hunnerpark binnen. De Duitse commandopost in het huis van Janssen-Terwindt wist nog even stand te houden, maar fosforgranaten en een vlammenwerper maakten een eind aan het verzet en doodden talrijke Duitse soldaten. Tegen zes uur lag de oprit naar de Waalbrug open.”

De Waaloversteek

“Ook bij de westelijk gelegen spoorbrug was de strijd inmiddels in volle hevigheid aan de gang. In de voormiddag van 20 september was het 504e Amerikaanse regiment (dat op 17 september in Overasselt gedropt was en na de verovering van de brug bij Grave via Heumen naar Nijmegen was gekomen), vanuit het Jonkerbos langs de Dennenstraat en het Maas-Waalkanaal opgerukt naar de elektriciteitscentrale bij de monding van het kanaal. Het korps onder leiding van kolonel Reuben Tucker zou meer naar het westen de rivier oversteken om aan de overkant een bruggenhoofd te vestigen en de noordzijde van de spoorbrug te veroveren. In de centrale werd een uitkijkpost gevestigd die aan de Britse artillerie in het Goffertpark instructies gaf voor de beschieting van de Duitse stellingen op de noordelijke oever van de Waal. Rond één uur begonnen de beschietingen. Tot half vier werd er vanuit de Goffert geschoten. Inmiddels waren Britse tanks van het tweede bataljon van de Irish Guards bij de centrale aangekomen om dekking te geven bij de overtocht. Om 14.57 uur gingen 26 canvasbootjes met in totaal 336 man van het 504e regiment te water. Onder Duits mitrailleurvuur en mortierbeschietingen moesten de Amerikanen de oversteek wagen. Een rookgordijn dat dekking bood trok voortijdig op. Zware verliezen waren het resultaat. Gedekt door het vuur vanaf de zuidoever wisten de Amerikanen de dijk in te nemen en de Duitsers met bajonetten en handgranaten te doden of te verdrijven. In de volgende twee uur volgden nog vijf overtochten en werd het Amerikaanse bruggenhoofd verder versterkt. Om vijf uur begon de opmars naar de spoorbrug. Het fort Hof van Holland, dat tussen de brug en de landingszone lag, werd na een bloedige strijd ingenomen.”

(t.a.p., blz. 127-130).

De verovering van de Waalbruggen

“Aan de zuidelijke oever van de Waal waren de Britse tanks en de Amerikaanse infanterie inmiddels via de Krayenhofflaan opgerukt naar de spoorbrug. Rond zes uur was die van twee zijden afgesloten door de geallieerden. Op de brug bevonden zich nog twee compagnieën Duitsers, die felle weerstand boden. Volgens de Amerikanen werden zeker 227 van hen op de brug gedood, verdronken er tientallen in de Waal en maakten zij uiteindelijk enige honderden krijgsgevangenen. Dit aantal lijkt sterk overdreven. In Nijmegen zijn na de strijd van de septemberdagen in totaal ongeveer twee- tot driehonderd gesneuvelde Duitsers begraven.

Majoor J. Trotter, commandant van het tweede tankeskadron bij de verkeersbrug, ontving tegen zes uur het bericht van de geslaagde overtocht en de opmars van de Amerikanen bij de brug en tevens het verzoek om tankondersteuning. Hij meende dat het bericht betrekking had op de verkeersbrug en gaf aan sergeant Peter Robinson bevel met vier Shermantanks de brug over te steken. Vanaf de noordelijke oever, bij de oude veerplaats in Lent, nam een 88mm-kanon van de Duitsers de tanks onder vuur. Na een gericht schot vanuit een teruggetrokken dekking werd de bemanning van dit kanon verdreven. Op de brug ontmoetten de tanks mitrailleurvuur van een veertigtal Duitsers, vermoedelijk een vooruitgeschoven detachement van de 10.SS-Panzerdivision. Uiteindelijk bereikten de Britse tanks even over half zeven de overkant. Een pantservuist stelde de achterste tank buiten gevecht en de Duitsers maakten de bemanning krijgsgevangen. Vanuit de huizen in Lent werd geschoten, maar om half acht kwamen de tanks aan bij het spoorviaduct even voorbij het centrum van het dorp. Het was donker, zodat niet te zien was dat de Amerikanen van de G-compagnie van het 504e daar inmiddels waren aangekomen. De tanks openden het vuur, maar ontdekten de vergissing al snel. Om half tien kregen de drie tanks versterking van een detachement onder leiding van Lord Carrington, de latere Engelse minister van Buitenlandse Zaken.

Dank zij de felle strijd van John Frost en zijn mannen bij de Rijnbrug in Arnhem kwam de 10.SS-Panzerdivision uiteindelijk te laat voor de verdediging van de Waalbruggen bij Nijmegen. Ten oosten en zuiden van de stad deden Duitse divisies op diezelfde woensdag 20 september een gecombineerde aanval om de verbinding tussen Grave en Nijmegen te verbreken. De Duitsers heroverden Wyler op het 508e Amerikaanse parachutistenregiment.
Later die dag wisten zij ook Beek in te nemen, dat vervolgens een paar keer van bezit wisselde. De hoger gelegen vlakte, waar de landingen hadden plaatsgevonden, bleef echter in handen van de Amerikanen, die ook bij Mook de Duitsers wisten tegen te houden.
In de nacht van 20 op 21 september vonden in Nijmegen nog sporadische gevechten plaats. Hauptsturmführer van de SS-Pantsergrenadiers Euling wist om half elf ’s avonds met een tiental mannen vanuit de brandende commandopost aan het Kelfkensbos te ontsnappen. Zich voordoend als een Amerikaanse patrouille wisten hij en zestig man de Ooij te bereiken.

Nijmegen was bevrijd, maar de tol voor de stad was hoog. Honderden burgers waren bij de straatgevechten en de branden omgekomen. Vele honderden winkels en huizen waren vernield, de Broerstraatkerk, de Remonstrantse kerk en het Karmelietenklooster vrijwel verwoest. Het hoofdgebouw en de bibliotheek van de universiteit, het oude stadhuis en het station waren in vlammen opgegaan. Bovendien was de strijd nog niet gestreden. Een periode van vijf maanden als frontstad brak aan.”

(t.a.p., blz. 130-133).

– naar boven –

De granatentijd

“Veldmaarschalk Walter Model zag de zwakke plekken van operatie Market Garden: de verbindings- en aanvoerlijnen konden worden doorbroken. De Duitsers openden dan ook op verschillende plaatsen de aanval. Al op 19 september sneuvelde de geallieerde corridor van de Belgische grens naar Nijmegen tussen Veghel en Uden voor korte tijd. Op 24 september werd duidelijk dat het doel van Market Garden (de Rijn oversteken) niet haalbaar was. Diezelfde dag sneden de Duitsers de corridor opnieuw door. De Britse landingstroepen in Oosterbeek werden de dag daarop na grote verliezen teruggetrokken. De geallieerden wensten de Betuwe echter te behouden. Ondanks felle Duitse aanvallen uit zowel het oosten als het westen, werd dit gebied onder controle gebracht. Op 26 september kon de corridor – na 36 uur – eindelijk weer geopend worden en vervolgens tot een relatief veilige breedte worden uitgebreid. Hiermee verviel Walter Models strategische noodzaak om de Waal-bruggen bij Nijmegen te behouden. Een tegenaanval waarbij deze hun nut voor de Duitsers zouden bewijzen, was niet meer te verwachten. Zij richtten zich daarom op vernietiging van de verkeers- en spoorbrug.
Al direct na de inname van de bruggen kwam de stad onder Duits artillerievuur te liggen; een granaat trof op vrijdagmiddag een Brits munitievoertuig in de Mariënburgsestraat voor de Nederlandsche Bank. Een geweldige explosie volgde, waarbij naast militairen ook een aantal Nijmegenaren omkwam. De ravage was enorm. Op 26 september vielen wederom veel doden toen Duitse vliegtuigen bommen afwierpen. In een schuilkelder, de wijnkelder van de firma Rengers in de Vondelstraat 7-9, vonden zeker elf mensen de dood. In Bottendaal (Burghardt van den Berghstraat en Jan de Wittstraat), in het Willemskwartier en aan de Berg en Dalse-weg vonden ook verschillende inslagen plaats, waarbij eveneens burgerslachtoffers vielen.

Met riviertorpedo’s en luchtbombardementen trachtten de Duitsers tevergeefs de bruggen te vernietigen. Ook de stad werd hierbij onder vuur genomen. In de nacht van 28 op 29 september deden twaalf Duitse zwemmers, van wie er een aan de Olympische Spelen in Berlijn had meegedaan, een poging de bruggen met springstof op te blazen. De spoorbrug liep deze nacht zware schade op en werd onbruikbaar doordat het middenstuk eruit geblazen was. In het wegdek van de verkeersbrug werd een gat geslagen, maar verder bleef deze be-houden. Mogelijk om de aandacht van de bewaking van de brug af te leiden bombardeerden de Duitsers voor het eerst ’s nachts. Ditmaal vielen de bommen in de buurt van de Groesbeek-seweg bij De Vereeniging en werden in de Guyotstraat drie huizen verwoest. Doden vielen er aan de Daalseweg en in de componistenbuurt. Op de hoek van de Van Heutszstraat – Groes-beeksedwarsweg werden een drogisterij en een bakkerij verwoest. Vele huizen raakten zwaar beschadigd en er vielen zes doden.Ook aan de Wezenlaan, de Spieghelstraat, de Hatertseveld-weg en bij de spoorbrug aan de Graafseweg vielen slachtoffers door de bommen.”

(blz. 134).

Het slagveld tussen Wyler en Mook

“Oostelijk van Nijmegen is de strijd ook na afloop van Market Garden nog niet voorbij. Om betere frontlijnen te bereiken krijgt het Amerikaanse 325e Glider Infanterie-bataljon op 27 september de opdracht om het Kiekbergbos tussen Groesbeek-Breedeweg en Mook van Duitsers te zuiveren en vervolgens om de frontlijn van Plasmolen over Middelaar en Katerbosch tot aan de Maas veilig te stellen. De driedaagse strijd tussen de steile heuvels en dalen van het Kiekbergbos ontaardt in een onzalig junglegevecht waarin honderden sneuvelen. Ook hun daarop volgende aanval op Katerbosch-Middelaar – 1 tot 3 oktober – wordt een bloedig drama. Als Britten hun posities overnemen brandt Katerbosch luguber in de nacht.”
“Deze tragedie van de ‘glidermen’ heeft alles te maken met Duitse plannen, in het Führer-hoofdkwartier voorbereid en gedicteerd, om de ‘Nimwegen-Saillant’ eind september te ‘beseitigen’. Overal aan Gavins frontlijnen in het oosten wordt versterkte vijandelijke aktiviteit gemeld en onheilspellend geratel gesignaleerd van zware tanks en pantserwagens. Ook hebben de Duitsers vele monden zwaar geschut verzameld en de Luftwaffe betrokken bij hun laatste, en definitieve, antwoord op Market Garden.
Bij het licht van volle maan vallen zij in de nacht van 30 september op 1 oktober enigszins vertraagd aan: de SS’ers, de Fallschirmjäger, de Panzergrenadiere (met hun ‘Jagdpanzer’, hun ‘Nebelwerfer’-mortieren), artillerie en de Luftwaffe met jankende Stuka’s. Hun aanvals-spitsen liggen juist ten noorden en ten zuiden van Groesbeek; het doel: Nijmegen. Het is alsof de wereld vergaat zo hels is het strijdlawaai. De Amerikanen zijn echter voorbereid. Uiterst bloedig is de strijd rond de Wylerbaan en Den Heuvel. Haast met blote handen doorstaan de Airbornes het mechanisch geweld, in hun rug echter duchtig gedekt door de artillerie van de 82e divisie. Tijdens deze actie verschieten zij meer granaten dan in Normandië. De Duitse aanval wordt in bloed gesmoord; Nijmegen blijkt onbereikbaar. Dan verstart ook hier de frontlijn. Vier maanden lang loopt de linie van Erlecom aan de Waal via Groesbeek tot aan de Maas bij Mook.
Voor burgers wordt het leven in de vuurlinie onmogelijk. Op 1 oktober wordt Groesbeek geëvacueerd; zo ook Elst en de Overbetuwe, zodat slechts een ‘manneneiland’ overblijft. Later volgen Berg en Dal, Beek en enkele gedeelten van het getroffen Nijmegen, hierbij geassisteerd door de Prinses Irene-brigade. Vele evacués vinden tenslotte een gastvrij onderdak in Belgisch Oost-Vlaanderen, rond Ninove, Geraardsbergen en Denderwindeke.”

(Uit: A.Korthals Altes e.a., September 1944. Operation Market Garden, Uitgeverij Fibula, Houten, vierde druk, 1994, blz. 104-105).

Nog steeds frontstad

“Een van de zwaarste beschietingen en bombardementen vond op 2 oktober plaats. De dag ervoor waren de Duitse troepen om middernacht een groot offensief gestart. Bij Huissen vielen ze aan om de Betuwe te heroveren en het geallieerde bruggenhoofd te vernietigen, en ook bij Groesbeek werd de aanval ingezet. De beschietingen op Nijmegen begonnen ’s ochtends met granaten. Tegen de avond bombardeerden vliegtuigen van de Luftwaffe. ‘Het schijnt dat onze stad ten onder moet’, verzuchtte Ab Uijen, die bij de Luchtbeschermings-dienst werkte, in zijn dagboek. In de Dominicanenstraat, de St.Geertruidestraat en de Staringstraat braken branden uit. Het hoofdbureau van politie aan het Valkhof, dat tot dan toe alle bombardementen had doorstaan, werd nu verwoest. Zo ook het huizenblok aan de Hoogstraat. Aan het Hertogplein werd de winkel van Van der Stad vernield en op de hoek Fransestraat- Pontanussstraat sneuvelde een garage. In de St. Annastraat viel een granaat op huisnummer 124. Het aantal slachtoffers dat hierbij viel was relatief gering, maar gruwelijk was de ramp die zich in Bottendaal voltrok. Daar werd de kapokfabriek in de De Ruyterstraat getroffen. In de kelder hadden meer dan 150 mensen uit de buurt een schuilplaats gezocht. Een deel van hen kwam direct bij de inslag om, maar de meesten stikten doordat de zuurstof werd weggezogen. Bijna honderd mannen, vrouwen en kinderen vonden de dood.
In de week volgend op deze rampdag werd de stad dagelijks bestookt. Op 4 oktober werden huizen geraakt in de Anna Bijnsstraat en aan de Hazenkampseweg. De volgende dag vielen er doden op de Berg en Dalseweg en het Kelfkensbos, weer een dag later in de Van Welderen-straat en de Lange Burchtstraat. Op 7 oktober waren er bominslagen in de Molenstraat, de Hertogstraat en op de Ganzenheuvel. Vooral op de laatste plek was de verwoesting groot en werden zeker twaalf mensen gedood. Ook zij zaten in een schuilkelder. Door instorting konden ze de kelder niet verlaten toen deze door een geknapte waterleiding onderliep.

Diezelfde dag bombardeerden de geallieerden op hun beurt het naburige Kleef. De stad werd zwaar getroffen; er vielen ongeveer vierhonderd doden. Het bombardement was ter voorbereiding van de verder niet uitgevoerde operatie Gatwick.

Het front verstarde vanaf 11 oktober. Nijmegen groeide uit tot één groot legerkamp. Veel stadsbewoners vluchtten het centrum uit naar de buitenwijken – tienduizenden waren dakloos geworden. Hun huis was totaal verwoest, zwaar beschadigd of lag in de frontlijn. Voor velen begon een maandenlang verblijf onder de grond, als ‘kelderratten’ in de schuilstad. Ondanks alle gevaren weigerde het Militair Gezag de Nijmeegse bevolking op grote schaal te evacueren.

Hoewel er na 7 oktober nog vrijwel dagelijks granaten insloegen en doden vielen, was de situatie even wat rustiger. Maar drie weken later, rond begin november, werden de aanvallen weer intensiever. Vooral het Willemskwartier en de wijken rond de St. Annastraat werden geraakt en het dodental onder de burgerbevolking liep verder op. In volgende weken vielen er ook bommen en granaten in het centrum. Zo werden twee huizen tussen de Stevenskerk en De Waag verwoest en waren de slapende bewoners het slachtoffer. Ook de villawijk op de Kwakkenberg werd getroffen. Op 26 november kwamen twee kinderen van grootindustrieel Jurgens en een aantal geallieerde soldaten om het leven toen Duitse granaten insloegen op de hoek van de Kwakkenbergweg-Johannaweg.”

(Joost Rosendaal, t.a.p., blz. 136-140).

Een belegerde stad

De Amerikaanse oorlogscorrespondente Martha Gellhorn maakte in oktober 1944 de volgende reportage over Nijmegen:

“Dit is een verhaal over een klein Nederlands stadje dat Nijmegen heet en dat je uitspreekt zoals je maar wilt. De moraal van het verhaal is: het zou goed zijn als de Duitsers niet om de twintig jaar of zo oorlog voerden, want dan zou er geen verhaal zijn over kleine stadjes die Nijmegen heten.
Ik heb geen idee hoe Nijmegen er vroeger uitzag; de stad had waarschijnlijk een mooie oude wijk, te oordelen naar sommige puinhopen, sommige overblijfselen van daken en hier en daar een bewerkte voordeur. Ik stel me ook voor dat de halve kring van huizen op de steile over bij de rivier de Waal een lieflijk aanzien bood, maar aangezien de huizen allemaal uitgebrand zijn, is dat moeilijk te beoordelen. En verder het centrum van de stad in, waar de universiteit stond, was het heel waarschijnlijk aangenaam en schoon en vredig; maar als gevolg van een maand of langer ononderbroken bombarderen, ziet de stad er nu uit alsof zij jaren geleden verlaten was na een aardbeving of een overstroming. Nu is Nijmegen een stad waar mensen in kelders slapen en voorzichtig over straat lopen en scherp luisteren of er geen granaten aankomen. De Nederlanders vegen iedere morgen glasscherven op, in een wanhopige strijd de boel nog netjes te houden, maar er zijn geen wagens om het glas weg te brengen en daarom liggen er onder de druipende herfstbomen en langs door granaten getroffen straten nette stapels puin en glas. Het centrum van de stad kun je wel vergeten, aangezien het niet bewoonbaar is, er geen ruiten heel zijn en te veel huizen uitgebrand zijn. Maar aan de rand van de stad staan onbeschadigde lelijke, fantasieloze, moderne, comfortabele huizen van rode baksteen waarvan de huur of de koopprijs laag was. Nijmegen ziet er niet zeer welvarend uit, maar de armste delen van de stad, die het oudst zijn en ook het aardigst, zijn niet zo erg als achterbuurten in een Engelse of Amerikaanse stad van dezelfde grootte. De bewoners van Nijmegen waren duidelijk mensen die gewend waren aan veiligheid; het zijn godvrezende mensen, vrome katholieken die een rustig leventje in de provincie leidden en hard werkten en niet spilziek of behoeftig waren, en als ze oud waren, konden ze rekenen op een bepaalde mate van sociale zekerheid.
Bij Nijmegen ligt een grote brug over de rivier de Waal en dit deel van Nederland is strategisch verbonden met Duitsland en de versterkingen van de Siegfriedlinie en de loop van de Rijn. Om deze redenen (om het heel eenvoudig te stellen) zat Nijmegen opeens tussen de elkaar bestrijdende legers. Dus wordt Nijmegen in deze moderne tijd een belegerde stad, hetgeen betekent dat de Duitsers een paar kilometer meer oostelijk zitten, een paar kilometer meer westelijk en nog een paar kilometer meer noordelijk. De geallieerden bezetten de stad, alsmede een lange corridor die zich helemaal tot België uitstrekt. Elke stad binnen het bereik van de artillerie is een ongelukkige stad.”

(Uit: Billy Gunterman. Historische Atlas van Nijmegen. 2000 jaar ruimtelijke ontwikkeling in kaart gebracht. Uitgeverij SUN Amsterdam, derde druk, juni 2006, blz. 59).

De Canadezen lossen de Amerikanen af

“Het geallieerde luchtlandingsleger als onderdeel van de Operatie Market Garden bestond uit drie divisies: De Amerikaanse 82e divisie onder leiding van generaal Gavin en de 101e divisie onder leiding van generaal Taylor. De Britse 1e Airborne Division onder leiding van generaal Urquhart omvatte ook een Poolse brigade, onder leiding van generaal Sosabowsky. Van de oorspronkelijke 10.000 Airbornes van deze 1e divisie, die bij Arnhem/Oosterbeek zijn geland, zijn er 1200 Britse en Poolse militairen bij de strijd om Arnhem gesneuveld. Vele duizenden zijn krijgsgevangen gemaakt, waarvan een groot aantal min of meer ernstig gewond. Slechts 2398 man zagen kans in de nacht van 28 september 1944 over de Rijn te ontsnappen, waarna ze via de smalle corridor in de Betuwe naar het bevrijde Nijmegen werden gebracht. De Airborne-begraafplaats te Oosterbeek bevat 1746 graven, gesneuvelden van de 1e Airborne Division en een groot aantal omgekomen bemanningsleden van de RAF.

De Amerikanen van de 101e divisie kregen in oktober nog een serie fanatieke aanvallen van Duitsers te verduren aan de westzijde bij Opheusden. Pas op 25 november begon voor hen de aflossing. Vrachtwagens brachten de ‘Screaming Eagles’ terug over de hun zo bekende ‘Hell’s Highway’ naar Leopoldsburg in België en via kampementen rond Reims naar Bastogne, hun volgende noodlotsbestemming. De lichamen van de bijna 1800 tijdens de Operatie Market Garden gesneuvelde Amerikanen van de 82e en de 101e Airborne Divisie werden aanvankelijk begraven op oorlogskerkhoven in de buurt waar zij gevallen zijn (onder andere in Son en Molenhoek, respectievelijk 450 en 836 graven, maar deze begraafplaatsen werden in 1948-1949 opgeheven). De lichamen werden ofwel naar de USA overgebracht of herbegraven op het oorlogskerkhof te Margraten.

De ‘All Americans’ van Gavins 82e divisie hebben tot 11 november de frontlijn ten oosten van Nijmegen verdedigd. Toen zij eindelijk werden afgelost waren er voor hen geen vrachtwagens beschikbaar. Bepakt en in stromende regen marcheerden ze naar Oss en Heesch, om van daar ook naar kampementen rond Reims vervoerd te worden. Ook zij werden daar ingezet voor het Ardennenoffensief van december 1944 om er de noordelijke helft van de Duitse doorbraakpoging te weerstaan. De frontlijnen rond Nijmegen zijn dan inmiddels overgenomen door het 1e Canadese leger onder bevel van generaal Henry Duncan Crerar. Vanuit de Nimwegen Saillant, zo duur gekocht in Market Garden, zullen deze Canadezen ten slotte, in mei 1945, de rest van Nederland bevrijden”.

(Uit: A.Korthals Altes e.a., t.a.p., blz. 98, 106, 112).

– naar boven –

Operatie Veritable

“Vanaf 8 december 1944 werden de Duitse beschietingen minder fel. Juist de dag ervoor had in Maastricht een topoverleg plaats tussen de bevelhebbers van de geallieerden. Na het mislukken van Market Garden was het zwaartepunt van het offensief even wat zuidelijker komen te liggen, maar de aanval op de Westwall verliep ook weinig voorspoedig. Het offensief in het Noorden kreeg toch weer meer nadruk. In december werden de plannen uitgewerkt voor een operatie die gericht was op de verovering van het Rijnland, operatie Veritable. Nijmegen was de uitvalsbasis voor deze aanval. De operatie moest echter worden uitgesteld toen de Duitsers op 16 december een tegenoffensief in de Ardennen startten. Ook Nijmegen werd kort na het begin van dit tegenoffensief weer getroffen door granaten. Met de kerst ontvluchtten veel inwoners de stad, omdat ze een aanval vreesden. De Duitse beschietingen hielden aan tot 11 januari.

In het diepste geheim werd eind januari 1945 een enorme legermacht in Nijmegen samengetrokken. Naast het First Canadian Army werd ook het XXXste Britse Legercorps in het Rijk van Nijmegen gelegerd. Deze troepenconcentratie, 470.000 man sterk, was de grootste die tijdens de Tweede Wereldoorlog aan het westelijk front bijeengebracht werd.
Het was een gigantische logistieke onderneming, waarvan de Duitsers niets merkten. Zij verwachtten een mogelijke aanval in de buurt van Venlo.
In de nacht van 7 op 8 februari startte operatie Veritable. Kleef en Goch werden langdurig gebombardeerd en voor een groot deel verwoest. De Duitse stellingen kregen vervolgens een artilleriebeschieting te verduren van een half miljoen granaten. Over een breedte van slechts twaalf kilometer tussen Maas en Waal/Rijn zette het enorme geallieerde landleger zich in beweging. Er waren slechts twee wegen die zij konden benutten: de weg van Nijmegen naar Kleef en die van Nijmegen via Mook naar Goch. De opmars liep echter al snel vast in de strijd rond beide Duitse steden.”

(Bron: Joost Rosendaal. Nijmegen ’44. Verwoesting, verdriet en verwerking. Vantilt, Nijmegen, 2009, blz. 140-141).

“Het doel van de Operatie Veritable was om via het Reichswald, Kleef en Xanten de Rijn bij Wesel te bereiken. Vanuit Groesbeek, waar de commandant van het XXXste Britse Legercorps zijn hoofdkwartier had, in een boerderij aan de Derde Baan, volgde luitenant-generaal Brian Horrocks de start van de operatie, die hij zelf kenschetste als ‘De grootste operatie die ik ooit uitgevoerd heb’. Op 8 februari tussen 16 en 18 uur werd de omgeving van Grafwegen bereikt en kwam onder het zwaarste trommelvuur van de tweede wereldoorlog te liggen. De weg Kranenburg-Goch, een van de eerste doelen van de Operatie Veritable, stond namelijk op het spel. 1034 kanonnen vuurden 11.000 ton munitie af op 268 doelen om de frontlinie in het Reichswald te vernietigen. Met name de Duitse 84e Divisie werd getroffen door dit bombardement. De eerste dag werden 6 Duitse bataljons geëlimineerd. Het Reichswald was op 13 februari, vijf dagen na het begin van de strijd, gezuiverd. Tegelijkertijd werd de Ooijpolder veroverd door het Eerste Canadese Leger. Om de geallieerden op afstand te kunnen houden hadden de Duitsers de dijk langs de Waal, in de buurt van het dorpje Erlecom, vroeg in de winter opgeblazen. Op 6 februari, twee dagen voor de Operatie Veritable van start ging, drong het water in het lage polderland door. De Derde Canadese Divisie, onder commando van generaal Spay, kreeg de opdracht deze troosteloze omgeving te veroveren, waar men onder vreselijke omstandigheden moest vechten. De dorpen Kekerdom, Leuth en Millingen aan de Rijn werden op 8 en 9 februari door de Canadezen bevrijd.”

(Uit: Margreet Janssen Reinen en Ab Uijen in: Ter nagedachtenis en ter bezinning. Oorlogs- en verzetsmonumenten in Nijmegen en omgeving. Molenhoek 1944, blz. 7-29).

– naar boven –

De trieste balans

“Tussen 7 en 17 maart trachtten de Duitsers de geallieerden voor een laatste keer tegen te houden met granaatbeschietingen op onder meer Nijmegen. In de nacht van 16 op 17 maart vielen de laatste Duitse granaten op Nijmegen. Rond acht uur die ochtend sloeg een granaat in op de hoek Pontanusstraat-Van Slichtenhorststraat. Hierbij viel een gewonde en werd brandwacht Prudhon het laatste dodelijk slachtoffer van dit directe oorlogsgeweld. Op 24 maart was het gehele Rijnland in geallieerde handen.
Precies zes maanden was Nijmegen frontstad geweest – het was bijna onmogelijk de balans op te maken. Op 1 juni 1945 stuurde de waarnemend commandant van de LBD van Nijmegen een overzicht naar de landelijk hoofdinspecteur. Volgens hem waren meer dan zeshonderd granaten en bijna 75 bommen ingeslagen. Dit getal is veel te laag. Zo vielen op 2 oktober volgens zijn inschatting slechts zeven granaten en drie bommen. Gezien de uitgebreide vernielingen die dag moet dit een veelvoud zijn geweest. Vermoedelijk betrof het overzicht dan ook het aantal locaties waar in de stad door beschietingen vernielingen waren aangericht, maar ook dan lijkt de schatting nog een voorzichtige. Als we uitgaan van dit overzicht dan blijkt dat 182 dagen lang elke dag gemiddeld op bijna vier plaatsen in Nijmegen bommen of granaten insloegen. Een aantal van vele duizenden, mogelijk tienduizend granaten is dan niet onwaarschijnlijk. Volgens Bouw- en Woningtoezicht zijn in de frontperiode ongeveer 1400 huizen totaal verwoest, 900 huizen zwaar beschadigd en 2200 licht beschadigd. Daarnaast hadden 13.000 huizen glas- en dakschade. Bij deze cijfers zal vermoedelijk ook het in de septemberdagen afgebrande deel van de stad zijn meegerekend. De omvang van deze verwoesting, voornamelijk door acties van het Duitse leger, is groter dan de gevolgen van het Amerikaanse bombardement van 22 februari.”

(Joost Rosendaal, t.a.p., blz. 141-143).

Op de achterkant van een kaart met een plattegrond van ‘Verwoest Nijmegen’, in 1947 door heel Nederland verspreid door het Actie-Comité ‘Opbouw Nijmegen’, werd de volgende tekst afgedrukt:
Zóó kwam Nijmegen uit den oorlog! : 2200 burgers gedood, 5500 zwaar verminkt. Het geheele Centrum verwoest, n.l.: 400 zakenpanden – 60 straten – 7 kerken – de Universiteitsgebouwen – 2260 huizen. Bovendien zwaar beschadigd: 13.000 huizen.
Maar Nijmegen werkt aan een nieuwe toekomst!
Nederlanders: De frontstad Nijmegen rekent op U bij den wederopbouw !

“Een exact aantal doden onder de burgerbevolking in deze periode is nog altijd niet te geven. Volgens de administrateurs van de ‘lijkenhal – evenals in februari werd de veilinghal als verzamelplaats gebruikt – waren er 768 geregistreerde doden door het oorlogsgeweld van deze maanden. Op overzichtslijsten staan zelfs bijna 800 personen met naam genoemd voor wie het oorlogsgeweld nadrukkelijk als doodsoorzaak werd vermeld. Vrijwel zeker zal het werkelijke aantal hoger liggen. De vermisten, de meeste onbekenden en zij die niet naar de ‘lijkenhal’ zijn gebracht, werden immers niet in dit cijfer opgenomen. Ook ontbreken de verkeersdoden door militaire voertuigen, die vooral in de maanden november, december en januari vielen, toen Nijmegen in voorbereiding op operatie Veritable één groot legerkamp werd. Wel staan in het overzicht de tientallen kinderen die omkwamen omdat zij met munitie speelden. Het aantal burgerslachtoffers tijdens deze zes maanden overstijgt daarmee het aantal doden dat door het bombardement van 22 februari viel. ‘Nijmegen 1944’ is met zijn duizenden doden en catastrofale verwoesting een van de grootste rampen uit de Nederlandse geschiedenis van de twintigste eeuw.”

(Joost Rosendaal, blz. 313).

Blijvende herinneringen

Aan de noordrand van Groesbeek, dichtbij de plek waar op 8 februari 1945 de Operatie Veritable begon, en met zicht op de terreinen waar op 17 september 1944 de Amerikaanse parachutisten geland zijn, bij het begin van de Operatie Market Garden, bevinden zich twee blijvende herinneringen aan de gedenkwaardige periode in het laatste oorlogsjaar, toen door de geallieerde troepen een gewaagde bevrijdingsoperatie werd ondernomen, die helaas “ een brug te ver” bleek te zijn, gevolgd door een beslissende aanval op Duits grondgebied, die achteraf gezien kan worden als de genadeslag die aan het Duitse leger werd toegebracht.

In het Nationaal Bevrijdingsmuseum 1944 – 1945 aan de Wylerbaan 4 te Groesbeek, wordt de herinnering levend gehouden aan de gebeurtenissen die zich rondom de bevrijding van Nijmegen en omgeving en van Nederland als geheel hebben voorgedaan, met speciale aandacht voor de operaties Market Garden en Veritable. Alle namen van de hierbij gesneuvelde Amerikaanse militairen zijn vermeld op de stenen van de “Roll of Honor” in de koepel van het Bevrijdingsmuseum.
Op de Canadese Erebegraafplaats aan de Zevenheuvelenweg te Groesbeek liggen de meeste Canadese militairen begraven, die tijdens de operatie Veritable gesneuveld zijn. Die kostte meer dan 5.000 Canadezen het leven. Ook zijn in een gedenkteken op deze begraafplaats, twee colonnades, in de achterwand ruim 1.000 namen gebeiteld van Canadese, Engelse en Zuid-Afrikaanse militairen die omkwamen tijden de geallieerde opmars vanaf Normandië en van wie de lichamen nooit zijn gevonden of geïdentificeerd.

Op het British War Cemetry Jonkerbos, aan de Burgemeester Daleslaan, na de oorlog aangelegd op de plaats waar in september 1944 een groot Brits veldhospitaal was ingericht, en waar de Amerikaanse parachutisten zich voorbereidden op de Waal-oversteek van 20 september, zijn Britse militairen begraven of herbegraven, die stierven tussen 10 mei 1940 en mei 1945.

Ook in Mook, Groesbeekseweg, en in Milsbeek, Kerkstraat, zijn kleinere erevelden voor Britse gesneuvelde militairen ingericht, die worden onderhouden door de Commonwealth War Graves Commission. Op deze twee kerkhoven zijn soldaten begraven of herbegraven, die zijn omgekomen tijdens gevechten in de Betuwe of tijdens de Operatie Veritable.

Op verschillende plaatsen in de omgeving van Nijmegen herinneren gedenktekens aan de luchtlandingen van 17/18 september 1944:

  • in Groesbeek bij de droppingzone Klein Amerika en op de hoek Wylerbaan/Derde Baan, langs de Koningin Wilhelminaweg en in het plantsoen bij de Generaal Gavinstraat;
  • in Overasselt aan de Schoonenburgseweg, in Nijmegen in de muur van Hotel Sionshof;
  • in Grave aan de rondeelmuur van de Maaskade, bij de oprit van de Maasbrug en aan de muur van het oude stadhuis aan de Hoofdwacht;
  • in Beek op de hoek van de Rijksstraatweg en de Verbindingsweg.

Aan de Oosterhoutsedijk in Lent herinnert een monument aan de Waal-oversteek van 20-9 en op de Waalbrug verbeeldt een monument de heldendaad van Jan van Hoof.
Het officiële bevrijdingsmonument in Nijmegen, de vaandeldrager op het Trajanusplein, heet in de volksmond ook het ‘Jan van Hoof-monument’. En aan de voet van de St.Stevenstoren ligt ‘De gevallen engel’, het monument voor alle Nijmeegse burgers die door oorlogsgeweld zijn omgekomen.

(Zie ook: ‘Ter nagedachtenis en ter bezinning’, Molenhoek, 1994).

 

Terug naar Oorlogstijd in Nijmegen-Oost.