Rob Weenink in gesprek met de heer Hoge over zijn oorlogsherinneringen

In maart op het jaarlijkse Oost ontmoet Oost evenement ontmoette ik de heer Hoge die al vanaf 1946 op de Ubbergseveldweg woont. Zijn verhaal boeide me zo dat ik hem vroeg voor een interview over zijn belevenissen in de oorlog. (R.W.)
In brand
“ Ik was bijna 6 jaar toen ik vanuit ons huis aan de Ubbergseveldweg zowel de noordkant van de Barbarossastraat tot aan de villa Belvoir als de Batavierenweg in brand zag staan, het was een ongelooflijke vlammenzee die op mij een geweldige indruk maakte. Ik beleefde die brand meer als een opwindend gebeuren dan als een traumatische ervaring. Stel je voor: als 6-jarige zie je zo’n spektakel, je ziet het, neemt het op, maar het gevaar zag ik niet. Ik herinner me overigens nog dat ik vlak ervoor bij de Keizer Karelflat, die stampvol Duitsers zat, een Duitse vrachtwagen zag die met fietsen werd volgeladen.

De Batavierenweg was voor de oorlog een prachtige straat met zeer fraaie herenhuizen die een prachtig uitzicht over de Ooij hadden. Het merendeel was in het bezit van mensen die in Nederlands-Indië veel geld hadden verdiend waarmee ze dan aan de Batavierenweg een huis kochten of lieten bouwen.

Wij woonden in die tijd in een villaatje aan het begin van de Ubbergseveldweg. Mijn vader had het gekocht toen ons gezin door de Duitsers uit ons huis aan de Waldeck Pyrmontsingel werd gezet, ook dat villaatje werd in brand gestoken.
Om de vlammen te ontvluchten, trokken we met ons zevenen via de Museum Kamstraat waarvan ook een zestal huizen in brand stond en de Heydenrijckstraat naar de Mozartstraat waar de bedrijfsleider van de winkel van mijn vader woonde. Diens gezin telde 5 mensen zodat we in die niet al te grote woning een paar dagen met zijn twaalven op matrassen op de grond sliepen omdat er binnen geen bed of wat dan ook meer was.

Na de paar dagen in de Mozartstraat trokken we in het huis van een gevluchte NSB’er, dat stond links van de Mariakerk op de Berg en Dalseweg. Hoe mijn vader dat voor elkaar kreeg, is me niet duidelijk geworden. Het gebeurde wel vaker dat mensen introkken in door NSB’ers verlaten huizen.
Mijn vader is nog met mijn oudste zus teruggegaan naar ons uitgebrande huis om de voorraad weckflessen uit de kelder te halen immers in de oorlog telde elke hoeveelheid voedsel. Ze vertelde achteraf dat ze diverse keren met mijn vader plat op de grond moest duiken vanwege rondvliegende granaatscherven. Het gevolg daarvan was dat ze tijdens volgende beschietingen steeds in een radeloze paniek raakte. Mijn vader heeft haar daarom naar een kennis in Hatert gebracht waar geen oorlogsgeweld meer was, die omgeving heeft haar goed gedaan.
Tot het eind van de oorlog bleven we in dat huis wonen; als het te gevaarlijk leek te worden, gingen we naar een schuilkelder in de tuin van een huis aan de Huygensweg, daar brachten we de nacht door en gingen dan ’s morgens weer naar huis. Dat gebeurde diverse keren. Voor mij als kind was dat gewoon, zo ging het nu eenmaal.
Na de oorlog keerden we terug naar de Ubbergseveldweg; aan de linkerkant was nauwelijks oorlogsschade en daar kon mijn vader een huis kopen. Er woonden toen nog steeds NSB-gezinnen. Als we op zondagochtend naar de kerk gingen en langs die gezinnen kwamen, zei mijn vader: Schenk maar geen aandacht aan die mensen. Ik speelde met het zoontje van een van die gezinnen wat mijn ouders niet zo prettig vonden. Ik snapte wel dat er iets niet klopte aan dat gezin maar wat begreep ik niet, of het de godsdienst was…….ze waren namelijk niet katholiek. Dat werd me duidelijk toen ik bij het spelen een keer zei dat ik wegging omdat ik naar het Lof moest waarop mijn vriendje zei dat hij geen lof lustte.
Schooltijd
Mijn schooltijd in de oorlog was nogal ongeregeld. Eerst zat ik bij de zusters Ursulinen in hun klooster op de Berg en Dalseweg waar nu het huidige Canisius College staat, we waren met 5 kinderen. Echt les krijgen was het niet, meer van de straat houden. Hoe ik daar terecht kwam weet ik niet meer.
Na de bevrijding waren de scholen niet meteen weer open. Ik zat korte tijd in een soort serre van een huis aan een zijstraat van de Bijleveldsingel, meer een opvang dan een school. Daarna vond ik even onderdak op de broederschool in het parochiehuis aan de Berg en Dalseweg, mijn vader vond echter dat het onderwijs daar geen kwaliteit had en stuurde mij, net als mijn oudere broer, naar de Jozefschool aan de Bijleveldsingel. Een mooie en goede school. Voor toelating tot het ( oude ) Canisius College bijvoorbeeld volstond het advies van het hoofd, de heer Van Dijk. Goeie keus van mijn vader, deze school, want het speelkwartier brachten we door op de Wedren en daar was altijd wel iets te doen: circus of de kermis.
De weg van huis naar school konden we bekorten door over een braakliggend stuk grond aan de Van den Havestraat tegenover de fietswinkel te lopen. Daar lagen bergen puin en lege kelders. Spannender was het op een terrein aan de Barbarossastraat met de resten van een gebombardeerd huis. Daar lag ook materieel van het leger en het werd bewaakt door Engelse soldaten, tevens was het omringd door prikkeldraad. Met een stel jongens waagden we het onder de afscheiding door te kruipen op zoek naar periscopen die daar lagen opgeslagen. Die periscopen gebruikten we bij verstoppertje spelen, zo kon je de zoeker goed zien aankomen. In de periscoopverpakking zat een witte zijden doek waar onze moeders zakdoeken van maakten.
Veranderde omgeving
Het Patersbos was ook nog in de jaren 1950-1960 een omheinde kloostertuin voor brevierende paters, ook bezaten de paters een groot moestuincomplex dat achter ons huis begon. Daar verbouwden de broeders groenten voor de interne leerlingen.
En natuurlijk lagen de grote sportvelden en de tennisbanen er nog waar allerlei buitensporten werden beoefend, niet bestemd uiteraard om door andere kinderen te worden gebruikt.”
Het Van der Werffpand op Plein 44
‘Tussen de Broerstraat en Plein 1944 ligt het Van der Werffgebouw. Dit in 1952 gebouwde warenhuis, opgetrokken naar een ontwerp van Cees Pouderoyen maakt deel uit van de grootschalige vernieuwing van de binnenstad in de wederopbouwperiode. Het pand verbindt de primair winkelstraat met het na de oorlog nieuw aangelegde centrumplein en heeft om deze reden een duidelijk dubbelfront. Het Van der Werffgebouw is aangewezen als gemeentelijk monument
Het Van der Werffpand vormt een belangrijk project binnen zijn architectonisch oeuvre en is een representatief voorbeeld van een grootschalig opgezet volume uit de vroege wederopbouwperiode. Het werd gebouwd als warenhuis, waarbij de toonzalen waren verspreid over vier bouwlagen. Het past hierbij in een typologische traditie die in het interbellum voeten aan de grond kreeg en met name na de oorlog (in Nijmegen) een vlucht nam en representatief is voor het geloof in de toekomst en het opkomende kapitalisme. Bijzonder is dat Van der Werff ook al vóór de oorlog een meerlaags warenhuis heeft laten bouwen. Het Van der Werffpand is gebouwd in een shake hands architectuur, waarbij principes uit de zakelijke bouwkunst en het traditionalisme tot een uniek Nederlandse architectuur leidde.’ (Citaat afkomstig van de website https://www.resnovamonumenten.nl/van-der-werff-nijmegen/ R.W)
“ Mijn vader liet al in de jaren 30 aan de Broerstraat een winkelpand bouwen, dat pand werd zwaar beschadigd tijdens het bombardement van 22 februari 1944 maar was wel een van de weinige panden waarvan het casco overeind bleef.
Behalve dat het bombardement economisch een flinke klap was, vielen onder de enkele personeelsleden die al in de winkel waren een dode en enkele gewonden. Maar het had zoveel erger kunnen zijn: op die dinsdag rond 12.36 trokken vliegtuigen over Nijmegen. Om 13.15 uur werd het sein veilig gegeven en vlak daarna was het bombardement. Destijds was de winkel op dinsdagochtend dicht en ging pas om 13.00 uur open waardoor er zich maar enkele personeelsleden en nog geen bezoekers in de winkel bevonden. Als de ramp later had plaatsgevonden, waren er veel meer slachtoffers gevallen zowel onder het personeel als onder de bezoekers.


Van 1945-1950 bleef de winkel in dat pand gevestigd, de gemeente had inmiddels de bestrating verhoogd zodat bij regenbuien het water de winkel inliep. In 1951 werd het nieuwe winkelpand ernaast gezet. Dit werd in oktober 1951 geopend door wethouder Duives. Het was het derde pand dat na warenhuis Van de Borg en de V&D werd opgeleverd.


Mijn broer en ik hebben het bedrijf van mijn vader overgenomen en nog wat later besloten we de zaak te splitsen, mijn broer nam de slaapafdeling in beheer en ik de woninginrichting. In de kelder richtte ik ‘t Ploegkeldertje in. We mochten daar alleen Ploegstoffen met een afwijking verkopen omdat de verkooprechten voor de Ploegstoffen al in handen waren van o.a. ‘ Draper en Van de Broek’.
Uiteindelijk hebben we het gebouw en het bedrijf verkocht, er komen nu appartementen in. Ik ben er gelukkig mee dat het gebouw de status van Gemeentelijk Monument heeft gekregen en dat ‘t Ploegkeldertje is voortgezet door mijn dochter maar nu in de Van Broeckhuysenstraat.
Wat me nog van het hart moet: Tijdens de wederopbouw is de plattegrond van Nijmegen anders ingericht; achteraf zag ik dat de Broerstraat te rechtlijnig is aangelegd zonder bochten die de bezoekers kunnen verrassen. Ik vind verder dat er destijds te veel panden zijn afgebroken die best hersteld hadden kunnen worden. “
Verantwoording foto’s:
- Regionaal Archief Nijmegen ( RAN)
- Fotoarchief heer Hoge
Lees verder: – https://studiezaal.nijmegen.nl/detail.php?nav_id=0-1&index=9&imgid=388466&id=4808882
– https://studiezaal.nijmegen.nl/detail.php?nav_id=0-1&index=11&imgid=390564&id=4809484
Terug naar Stemmen uit de wijk