Interview met mevrouw Ros-Gerrits

Mevrouw Annie Ros-Gerrits is in 1917 geboren in de Houtstraat, waar haar ouders een groentezaak dreven. Afkomstig uit een Nijmeegs geslacht van middenstanders, waaronder nogal wat groentemannen en –vrouwen, zou ook zij met haar man in 1954 een groentezaak beginnen op de hoek van de Cipresstraat/Hengstdalseweg. Zij woont op 93-jarige leeftijd nog steeds boven de voormalige groentewinkel, waarin nu een computerzaak is gevestigd. Tot 1972 runde zij samen met haar in 1981 overleden echtgenoot hier de groentewinkel. Toen hadden zij er genoeg van. “Het was op. We vonden het wel goed. En onze zoon had er helemaal geen zin in. Die is buschauffeur geworden.”Naderhand is zij blij dat hij de zaak niet heeft overgenomen, “want tegen de grootwinkelbedrijven kun je toch niet opboksen.”

De Koolemans Beijnenstraat

In het ruime bovenhuis vertelt mevrouw Ros over haar jeugd in de Koolemans Beijnenstraat, waar zij als 9-jarig meisje kwam te wonen. Haar vader had in 1925 een winkel met pakhuis en bovenhuis laten bouwen, op het huidige nummer 64. Na haar lagere schooltijd in de dertiger jaren hielpen Annie en haar enige broer Piet in de winkel. Dat betekende om 6 of 7 uur naast het bed en dan aan de slag. Als haar vader terugkwam van de veiling in Bemmel of Nijmegen werd eerst de vrachtwagen gevuld met verse groenten en fruit. Dan ging vader zijn klantenwijk bedienen terwijl moeder en Annie in de winkel de klanten hielpen. In de loop van de ochtend ging Annie met de fiets naar haar vader, die in die tijd als één van de eersten geen paard en wagen maar een vrachtauto had. De klantenwijk bevond zich in de Indische buurt, de Groesbeekseweg, Groenewoudseweg en de Postweg. Annie wist altijd precies waar vader was en ze kreeg dan van hem een briefje met bestellingen van zaken die hij niet bij zich had op de wagen, zoals zuurkool. En Annie zorgde dan dat de bestellingen weer bij de klanten kwamen. In die tijd waren er meer winkeltjes in de straat. Zo was er direct naast hen een brandstoffenhandel, daarnaast een melkhandel en op de hoek was een kruidenierszaak, op de andere hoek, hogerop, was een bakker. De buurt was veel minder druk bebouwd dan nu. Aan de achterkant waren weilanden, waar de kinderen heerlijk konden spelen en het uitzicht was helemaal vrij. Je keek zo op het kerkhof aan de Daalseweg.
Op de vraag of er wel eens vreemde klanten kwamen in de winkel, moet mevrouw Ros even nadenken. Dan schieten haar twee voorvallen te binnen. Zo was er een mevrouw die vaak op zondag iets kleins nodig had, dan belde ze aan en moeder ging dan naar de kelder waar de groenten werden bewaard om het te halen. Op een keer zag een heer die ook de winkel was binnengekomen dat de dame intussen een blik conserven in haar tas stopte en dat niet afrekende. Toen zij op maandag daarvan de rekening gepresenteerd kreeg was het afgelopen met het zondagse bezoek. “Ja, moeder was wel bijdehand. Ze had ogen van voren en achteren.” Ze zag wanneer iemand een bloemkool in de fietstas stopte en dat ‘vergat’ te melden bij het afrekenen. “Ze waren vroeger net zo gemeen als nu, hoor! Nee, vroeger was het niet beter. Wel was het gezelliger dan vandaag de dag. Ze lopen mekaar nu allemaal gewoon voorbij. Nee, vroeger was het wel altijd gezellig. Niet dat we bij elkaar over de vloer kwamen, maar omdat je een winkel had kende je de mensen.”
Soms ging Annie uit met een vriendin, dansen in de Vereeniging of met Koninginnedag, en het Vierdaagsebal natuurlijk. Of ze ging mee met haar ouders, die elke zondagavond uitgingen naar Café Germania, aan het Keizer Karelplein, waar nu de Rabobank is gevestigd. Eén van de broers van haar vader was er dan ook, “dat was altijd heel gezellig” zegt ze vergenoegd.

De oorlogstijd
De oorlogsjaren waren een stuk minder gezellig. De winkel kwam gelukkig onbeschadigd door de oorlog. Niet ver van de winkel, in de Archipelstraat, hadden de Duitsers een kanon opgesteld waarmee granaten werden afgevuurd. “Die vlogen overal heen”, een nichtje is zo omgekomen door een granaatinslag op de Daalseweg. Ook het vergissingsbombardement zal mevrouw Ros niet licht vergeten. Er was veel schade in de stad, vooral waar nu Plein 1944 is. Hele straten zijn toen verdwenen, bijvoorbeeld de Zeigelbaan, waar haar tante en grootouders ook een groentenzaak hadden. Omdat de familie Gerrits een grote kelder had voor de groenten boden ze onderdak aan de overburen om te schuilen en ook wel om de nacht door te brengen als het luchtalarm was. Zelf is het gezin Gerrits maar een paar dagen geëvacueerd geweest bij familie met een bakkerij in Hatert. Broer Piet was in Duitsland bij een motorbrigade, en ook hij keerde behouden terug. Na de oorlog was het feest in de straat, er werd buiten gedanst en iedereen was blij dat de oorlog voorbij was.

Een nieuwe winkel

In 1954 besloot vader Gerrits dat het tijd was voor een nieuwe winkel. Zijn zoon zou de winkel aan de Koolemans Beijnenstraat 64 voort blijven zetten en op de hoek Cipresstraat/Hengstdalseweg zou een tweede winkel komen voor de inmiddels getrouwde Annie en haar ouders. Omdat Annie al zoveel jaren in de groentenzaak had gestaan kreeg zij ontheffing van het middenstandsdiploma, en de winkel stond dan ook op haar naam. Inderdaad verrees daar een winkelpand met een ruim boven- en benedenhuis, en een tuin. Helaas heeft vader Gerrits dit niet meer mogen zien, want hij overleed volkomen onverwacht nog voordat het huis was afgebouwd. Annie trok met man en zoon en haar moeder in het huis en zij runde de winkel samen met haar man tot 1972. Het was in die tijd niet vreemd dat ouders en kinderen in één huis woonden. Annie heeft eigenlijk altijd met haar ouders en later met haar moeder gewoond, totdat haar moeder in 1986 op 96-jarige leeftijd kwam te overlijden. Alleen de eerste jaren van haar huwelijk woonde zij apart. In 1972 gaven zij en haar man de winkel op. Veel winkels hadden het moeilijk eind jaren zestig. Met de komst van Albert Heijn en andere grootwinkelbedrijven in de wijk werd de concurrentie te groot. Toen naast de groentenhandel van de familie een kruidenierswinkel van de coöperatie verscheen die ook nog eens groenten ging verkopen, was het plezier er na meer dan veertig jaar werken wel af. ”Ik had er geen zin meer in, het was op.” Meneer Ros ging terug naar de slagerij waar hij ooit in zijn jonge jaren was begonnen en mevrouw Ros wijdde zich aan het huishouden. De winkelruimte werd verhuurd als kantoor, later als Modehuis Cipres, en op dit moment is het een computerwinkel.

Tante Annie
Terugkijkend op haar leven kan mevrouw Ros niet echt een periode noemen die zij het fijnste vond. “Ik vind het leven altijd wel fijn.” Ze herinnert zich met plezier de uitstapjes die ze voor de oorlog maakten in de T-Ford van haar vader en later, in de vijftiger jaren met de hele familie. Bijvoorbeeld naar Apeldoorn, of naar de Hoge Veluwe of naar het pannenkoekenhuis in Berg en Dal. Veel verkeer was er toen nog niet. “Je kon de auto’s onderweg tellen.” Vakantie, daar deden ze toen niet aan. Alleen in 1954 is zij een keer in Zell am See geweest. Reizen doen haar twee kleinkinderen wel, zelf heeft ze er absoluut geen behoefte aan. Ze is erg betrokken bij de jongeren in haar omgeving. Ze was de vaste oppas en een tweede oma van de twee zonen van haar nicht, en ze ging altijd mee naar het voetbalveld. Ook op de school waar haar nicht werkt kwam ze geregeld. De kinderen vragen nog altijd hoe het is met “Tante Annie”.
Tante Annie is zij ook voor studenten die zij al jaren op kamers heeft in haar ruime huis. Op haar verjaardag zit de kamer vol met jong volk, ze zijn allemaal dol op haar.
Op de vraag hoe het toch komt dat zij zo oud is geworden helpt nicht Lilian met het antwoord: “Tante Annie is heel ontspannen. Ze is heel rustig en ze maakt zich totaal niet druk. Ze geniet van alle kleine dingen van het leven. Ze leeft bovendien heel gezond: ze rookt en drinkt niet, ze eet veel verse groenten en fruit. Zelfs het kookwater van de groenten en aardappelen wordt bewaard en later opgedronken.”
Ook al is haar gezichtvermogen nu erg slecht geworden, ze kookt nog wel zelf en reddert het huishouden voornamelijk op de tast. Ook de steile trap naar het bovenhuis klimt ze nog, langzaam en voorzichtig, omhoog en omlaag. Als er in de familie dan wel eens gesproken wordt over verhuizen of een verzorgingstehuis, dan is het antwoord altijd: “Ik ga hier vast niet weg! Nee, die oudjes! Ik blijf lekker hier, niemand kan mij hier weg krijgen.”
Op het einde van het gesprek zegt ze bij wijze van conclusie: “Ik ben meer een Gerrits dan een Ros. Zo ben ik geboren, en daar ben ik trots op!”

Mevrouw Ros-Gerrits is op 17-5-2011 geinterviewd door Ellen Hijmans

Terug naar Stemmen uit de Wijk.