Interview met Ton en Iet Jacobs

Ton Jacobs is 76 jaar en geboren en getogen in Nijmegen Oost. Samen met echtgenote Iet dreef Ton tot 1994 slijterij Jacobs aan de van Heutszstraat 29, waar nu fotograaf Ron Moes huist.
Wij spreken elkaar op een vrijdagmiddag in hun appartement op het Limosterrein, nadat ik het panoramisch uitzicht op Nijmegen Oost en de dreigende wolkenlucht erboven heb bewonderd. Op tafel ligt een verzameling foto’s, waarmee de verhalen rijkelijk worden geïllustreerd. Als middenstanders en voortzetters van het familiebedrijf Jacobs kennen Ton en Iet de wijk en haar bewoners door en door. Zij hebben de tijden in Oost zien veranderen en ze hebben aan den lijve ervaren wat dat betekent voor een winkelier.

 

Café Jacobs, Berg en Dalseweg

Ton en Jet Jacobs voor voormalig Café Jacobs

De wieg van Ton stond op de bovenverdieping van café Jacobs aan de Berg en Dalseweg 200, een karakteristiek pand met een mooie veranda, tegenwoordig bekend als muziekcafé The Shuffle. Zijn vroegste jeugdherinneringen zijn herinneringen aan de oorlog, hij was nog maar 4 jaar toen de oorlog begon en 9 jaar toen hij eindigde. Het gezin Jacobs woonde met 6 kinderen boven aan de Berg en Dalseweg, recht tegenover Mater Dei. Ton ging zoals vele Nijmegenaren uit Oost naar de Josephschool aan de Bijleveldsingel, en liep per dag twee keer op en neer tussen huis en school. Hij vertelt over het familiebedrijf, dat grootvader was begonnen. Het was geen bruin café, meer een pleisterplaats voor reizigers, zoals accountmanagers vroeger genoemd werden. Zij kwamen ‘s middags lunchen en aten dan een uitsmijter of iets dergelijks. Tussen 17.00 en 18.00 uur was het tijd voor de bittertafel, waar notabelen samenkwamen na het werk. In het café stond een piano en ’s avonds werd er gebiljart. Achterin was nog een grote vergaderruimte. Er was een ober in dienst voor het café en een dienstmeisje om te helpen in het grote gezin. De kinderen kwamen nooit in het café, alleen als er geen klanten waren mochten ze zich in de wintertijd warmen aan de grote Duitse geëmailleerde kachel. Ton vertelt vergenoegd over het Aga fornuis, dat in de keuken stond.” Dat brandde altijd, het was er altijd gezellig. Er was altijd wel iemand waar je mee kon kletsen. Als je weer eens verregend thuis kwam kon je daar je voeten voor de kookoven op laten drogen, met een kopje thee erbij”.


De bezetting
In de oorlog vorderden de Duitsers het café als een ontmoetingsplaats. Omdat vader Jacobs weigerde voor de Duitsers te werken, nam de ober het werk waar. Vader bleef achter in de keuken om een oogje in het zeil te houden en moeder plantte als stil protest overal oranje bloemen als afrikaantjes en goudsbloemen. Eens vormden de familie en de buurtbewoners samen een ketting om voor de Duitsers kistjes met grote Liga-achtige biscuits door te geven en achterin het café op te slaan, waarbij ze zich steeds met opzet vergisten met tellen waardoor diverse kistjes achter de schutting richting Acaciastraat konden verdwijnen.
Ton heeft meer persoonlijke herinneringen aan de Amerikanen, Engelsen en Canadezen. Met een van hen heeft hij vrij onlangs nog contact gekregen. Hij herinnert zich nog levendig hoe hij in de kruipruimte onder de cafévloer door de ventilatiespleetjes in de muur de Amerikaanse soldaten langs zag trekken met hun jumpboots en korte karabijntjes. Later volgden de Canadezen en de Engelsen. In die tijd werd het café een ‘restcenter’ voor de geallieerde soldaten, die twee weken aan het front waren geweest en in Mater Dei konden bijkomen. In de grote achterzaal van het café werden films vertoond en soms was er zelfs bier, dat ze soms zelf meebrachten uit Duitsland. “Die jongens zaten goed in de spullen, sigaretten, snoep”. Ton hing als jonge jongen altijd rond bij de militairen en heeft in die tijd ook Engels leren spreken. Dat kwam later nog goed van pas in de tijd dat Nijmegen frontstad was. Ze waren toen geëvacueerd naar Wijchen. Ton kon vertalen voor de Engelsen en hield daar allerlei ‘life savers’ (rolletje zuurtjes) aan over, die borg hij op in de pijpen van zijn ‘drollenvanger’ (plusfours) die de kleermaken van de overkant nog voor hem gemaakt had uit een legerjas.
Gevaarlijk spel
Kind zijn in oorlogstijd heeft zo zijn eigen charmes. Iet en Ton zijn even oud en bevestigen dat oorlog voor hen de ‘normale’ situatie was. Ze kenden het begrip ‘vrede’ niet. Ondanks dat de mensen veel zorgen hadden, en er ook dramatische dingen gebeurden, was de saamhorigheid groot en ook het plezier was groter als je eens iets had. Ook na de oorlog was dat nog zo. Met een reep chocola kon je een hele dag doen. Eerst een klein stukje, dan weer dichtvouwen. Dan weer eens een stukje”. Zoals de kinderen toen buiten konden spelen op straat; er was geen verkeer, ze konden zelfstandig de bossen in, en speelden met zelfgemaakt speelgoed en lieten vliegers op in het parkje voor Mater Dei. Ze beseften niet altijd het gevaar , al hadden ze wel geleerd op het geluid van de V1 en V2 – overvliegende Duitse raketten, te letten: “als het fluitende geluid stopte, was het inpakken en wegwezen. Als het doorging, kwam je er mee weg”. Verschillende buurtgenoten zijn gedood of gewond geraakt. Meerdere keren werd Ton beschermd door militairen, “die kerels gingen zo over je heen liggen”.
Op een keer werd hij bij zo’n granaatbeschieting door een Engelsman bij Mater Dei opgepakt en pardoes over een muurtje gegooid, waar hij pijnlijk terecht kwam in de rododendrons. “Maar 80 meter verderop viel een granaat en kwamen drie mensen om, waaronder de melkboer met zijn hondenkar. Daar was helemaal niets meer van over”.
In het deel van Oost dat in 1944 was verbrand en in puin lag rond de Pater Brugmanstraat was een opslagplaats van overtollig legermateriaal. “Dik in de hekken natuurlijk. En dat was een uitdaging voor jonge jongens, natuurlijk. Er lagen explosieven, kogels, patronen van afweergeschut. Daar haalden we dan een van de kruitstaven uit, de hals knepen we dicht en die legden we dan op de tramrails. Dan staken we die aan en het werd dan een soort raket, die schóót weg! Maar het is altijd goed gegaan, gelukkig”.
Het bombardement
Ton vertelt over het vergissingsbombardement . Hij weet nog precies dat hij op dat moment thuis op de aanrecht zat en enorme rookwolken kon zien opstijgen. Op straat hoorde hij de gesprekken, waar hij als kind weinig van begreep. Zijn oudere zus ontsnapte ternauwernood aan de bommen, ze zat in de tram vóór degene die vol werd geraakt. Samen met vader is hij de stad in getrokken om de schade in de binnenstad te bekijken.”Het was een echte ramp, 900 doden en heel veel gewonden. Maar de periode erna was ook erg. In de tijd dat Nijmegen frontstad was en zeven maanden lang vanuit Duitsland werd beschoten met granaten vielen ook heel veel doden, iets van 700 of 800” [Het kanon dat Nijmegen in die tijd beschoot is te zien in het bevrijdingsmuseum te Groesbeek. (aanvulling Hans Jansen redacteur)]
Na de oorlog
Zijn middelbare schooljaren bracht Ton door in Zuid-Limburg. Aanvankelijk zou hij in 1949 naar het Canisiuscollege gaan, maar toen zijn moeder totaal onverwacht overleed, liep het toelatingsexamen niet goed af. De jezuïeten waren onverbiddelijk, vader bleef met 6 kinderen achter, en zo werd besloten dat Ton tot 1953 naar de broeders in het diepe zuiden zou gaan.
Slijterij Jacobs
In die periode besloot vader Jacobs het café van de hand te doen en een slijterij te beginnen in de van Heutszstraat. Die straat was deels gebombardeerd en er werden nieuwe huizen en winkels gebouwd. In 1951 betrokken ze het huis en de winkel, vader was inmiddels hertrouwd met de beste vriendin van moeder, en toen Ton in 1953 van school kwam was het vanzelfsprekend dat hij mee ging werken met vader. Hij haalde de benodigde vakdiploma’s, leerde Iet kennen, die als Zaandamse een opleiding tot diëtiste volgde in Nijmegen, en trouwde met haar in 1963. Ook zij haalde haar vakdiploma’s, werd examinator van het slijters vakexamen en wijnambassadrice. Zij kon mensen goed adviseren over de combinatie van wijn en voeding. Het duurde nog tot 1970 voordat zij de winkel konden overnemen en eigen baas werden. “Wij waren eigenlijk in loondienst bij vader. En hij was echt wel de baas. Hij kon vragen: ‘Waar was je gisterenavond?’ ‘ Nou gewoon even bij vriend Theo, hoezo?’”Je moet thuis zijn want er kan wel een klant bellen’, zo ging dat toen. Op de klanten moest je zuinig zijn in 1970”. Zij hebben altijd met veel plezier en succes de slijterij gedreven, ze hebben het nodige verbouwd aan het pand en de gevel om die sfeer te creëren zoals zij het zelf wilden hebben. En ze besteedden altijd veel zorg aan de etalage.
In de nabijheid waren diverse winkels. Op de hoek: Jos van Dijk de groenteman, de drogist, een kapper, twee slagerijen, het postkantoortje annex confectiewinkel, een bakkerij, de Kaaskar, een schoenmaker en de fietsenmaker. Als je boodschappen ging doen kwam je elkaar tegen in de buurt, dan kon je even bijkletsen. Dat gaf levendigheid aan de buurt.
Veranderende tijden
Maar het klimaat veranderde. De komst van de grootwinkelbedrijven gaf niet alleen het imago van goedkoopte en gemak, maar bracht ook een verarming mee in het verloren gaan van vakkennis . Daar kom je niet om bij Albert Heijn, hoewel AH de wijn wel populair heeft gemaakt. Echte slijters zijn er bijna niet meer, zeker nu slijter Hoogma op de Daalseweg er ook mee is gestopt. Ton en Iet hebben geen opvolgers maar ze zouden dat ook niet hebben willen adviseren, er is geen droge boterham meer mee te verdienen. Dat is een van de redenen waarom de winkeltjes uit Oost zijn verdwenen. Een andere redenen dat “het er niet lolliger op werd”, was dat Iet zich niet meer veilig voelde als ze alleen in de zaak stond terwijl Ton bestellingen wegbracht. Ton laat een foto zien van een vernielde etalage, en Iet vertelt twee voorvallen die dat onveilige gevoel illustreren: een poging tot diefstal van een hele dure fles port en een poging tot oplichting door fakebestelling voor een groot bedrijf. “We werden geobserveerd, ze wisten gewoon dat ik er alleen stond”.
Dat geheel, de winkels die langzaam verdwenen door het veranderende koop- en werkpatroon, de steeds hogere eisen van de verzekering voor de beveiliging, de komst van verkeersdrempels; kortom de andere tijden: “je houdt dat toch niet tegen”, zorgde ervoor dat ze besloten er in 1994, mee te stoppen. Ze waren toen beiden 58 jaar en hadden nog meer plannen. Als enthousiaste zeilers gingen ze 6 jaar lang elk voorjaar en zomer varen op de Middellandse Zee, terwijl ze intussen hun gemeubileerde woning verhuurden.
Nijmegen Oost
Ton toont een foto van het achteruitzicht op de Bachstraat. Daar was vroeger een ‘buurtje’ van noodwoningen, nog uit W.O. I., kleine huisjes en een heel gangenstelsel erachter. Daar woonde zogenaamd “bepaald publiek”: heel gewone, ontzettend aardige, en hard werkende mensen. Als er dan eens (communie)feest werd gevierd dan gingen ze ’s avonds om een uur of 9 in polonaise door die gangetjes heen. Dan was het: “Baas! Baas, het bier is op. Magge we nog wat?” ”Ja hoor, dat mag”. Daar mankeerde helemaal niets aan, want ze kwamen elke zaterdag een rijksdaalder brengen totdat het bedrag betaald was. Dan bestelden ze weer wat, maar voor die tijd niet.
Ton: “Nijmegen Oost is een van de wijken in Nijmegen die nog authentiek is, behalve dat de winkeltjes weg zijn is het een mengeling van soorten mensen, van soorten woningen. De straten van vroeger zijn er nog. We lopen door de wijk en wijzen elkaar aan welke winkels er vroeger waren. Elke straat is anders, er zijn mooie grote woningen, maar ook wijkjes met kleine huisjes, die momenteel mooi opgeknapt worden door jonge mensen. Maar het geheel heeft toch niet meer die levendigheid van vroeger.” Vroeger was ook het bos dichterbij. Boven aan de Broerdijk kon je zo doorkijken naar Hoogte 80. Dat is nu allemaal bebouwd.
Ton heeft zijn hele leven doorgebracht in Oost en al pratend realiseren beiden zich dat dit toch de mooiste plek is van Nijmegen. Alles is bij de hand , alles is bereikbaar.
Er wonen veel oude kennissen Bij manifestaties in de buurt, Oost ontmoet Oost bijvoorbeeld, komen ze altijd bekenden tegen. “Ja, Oost doet ons meer dan we dachten”.
Ton is actief in de Vereniging van Eigenaren van het complex waar ze wonen, ze voelen zich erg thuis op deze plaats. Iet zegt: “Hier is een wereld voor me open gegaan, vooral wat betreft de wolkenluchten. Dat is zoiets unieks, dat heb je niet in een straat”.
Het echtpaar Jacobs is geïnterviewd op 12 april 2013 door Ellen Hijmans