Interview met de heer van Eupen

Afscheid van de wijkgeschiedenis-groep

Aanleiding voor ons gesprek is het afscheid van Jan als voorzitter van de wijkgeschiedenis-groep, een functie die hij van april 2007 tot januari 2011 op aimabele en enthousiaste wijze vervulde. Jan is inmiddels 80 jaar, een mooi moment om afscheid te nemen van de wijkgeschiedenis-groep, maar niet van de wijk of van de geschiedenis in het algemeen. Als geboren Nijmegenaar is Jan altijd erg betrokken gebleven bij Nijmegen, ook al heeft hij 43 jaar op verschillende plaatsen in het land gewoond en gewerkt, onder meer in Amsterdam, Utrecht, Driebergen en Houten. In 1993 keerde hij terug naar Nijmegen, in een appartement aan de Bijleveldsingel, toevallig ook de straat waar hij in 1930 het levenslicht zag. Sinds twee jaar woont Jan op de bovenste verdieping van Veste Brakkenstein aan de Driehuizerweg. Daar kijken we samen terug op zijn werkzame leven, waarin hij diverse politiek-bestuurlijke- en onderwijs-functies bekleedde.

Een interessant leven
“Ik vind zelf dat ik een heel interessant leven heb gehad”, zegt Jan, “het is me allemaal aan komen waaien, ik heb er zelf niet veel voor gedaan, ik ben bijna overal voor gevraagd.” Zo bracht hij de woelige 60-er jaren door als jonge kapelaan in de Amsterdamse Thomaskerk. Daar kreeg hij alle ruimte om nieuwe progressieve ideeën in praktijk te brengen, zoals de oecumene en wijk- en samenlevingsopbouw. Hij werd gevraagd als docent geestelijke stromingen en cultuurgeschiedenis, en raakte ook betrokken bij de vernieuwingsbeweging in de politiek. Zo was hij voorzitter van de Amsterdamse afdeling van de toen net opgerichte PPR en sympathiseerde hij met bevrijdingsbewegingen als het Palestina Comité en de bevrijdingstheologie in Nicaragua. Vanuit deze achtergrond vervreemdde hij steeds meer van de kerk, waarin na het overlijden van bisschop Bekkers en paus Johannes een reactionaire golf opkwam tegen de progressieve ontwikkelingen waarin Jan participeerde. Hij besloot dat hij de kerk niet langer kon vertegenwoordigen, maar zijn persoonlijke ontwikkeling in het maatschappelijk opbouwwerk, vormingswerk en natuur- en milieu-educatie zette door en vertaalde zich in diverse functies. Cultuurgeschiedenis, filosofie en politiek hadden steeds zijn warme belangstelling en naast zijn werk deed Jan ook veel bestuurswerk. Daar ging hij mee door toen hij met 58 jaar in de VUT terechtkwam. De eerste jaren ging hij weer studeren in Utrecht. Filosofie, en vervolgens de Universiteit voor Humanistiek, waar humanistische raadslieden worden opgeleid. Deze laatste opleiding vond Jan vanuit zijn priesteropleiding erg boeiend, wat resulteerde in een functie voor het Humanistisch Verbond als vrijwillige uitvaartbegeleider.
Vorig jaar beëindigde Jan deze functie die hij 15 jaar heeft vervuld, op het laatst bij Klopper en Kramer, het uitvaartcentrum dat huist in Oud Mariënboom aan de Groesbeekseweg.
De eerste jaren
Het geboortehuis van Jan staat aan de Bijleveldsingel, hoek Berg en Dalseweg. In 1930 werd hij er geboren als één van de tien kinderen die het traditioneel katholieke tandartsengezin rijk was. Hij zou er tot zijn 21ste jaar blijven wonen, het jaar dat hij begon met zijn noviciaat in Huissen bij de paters Dominicanen. De eerste tien jaar van zijn jeugd verliepen onopvallend, maar dat in 1940 de oorlog uitbrak herinnert hij zich nog heel goed. Hij was te jong om het te begrijpen, maar van het einde van de oorlog, de bevrijding en de strijd om de Waalbrug herinnert hij zich veel meer. Als 14-jarige maakte hij het bombardement bewust mee. Hij zag niet alleen hoe gewonden vervoerd werden op handkarren en bedspiralen naar het Wilhelminaziekenhuis; verschillende familieleden bleken ook te zijn omgekomen. Hij vertelt levendig hoe het gezin, moeder met de kinderwagen en de kinderen eromheen, te voet eerst naar een boerenschuur in Malden evacueerde; en later naar een grote villa in Hees, waar zij met z’n allen een grote kamer mochten bewonen. Na een half jaar keerde het gezin terug naar de Bijleveldsingel, het huis stond er nog, maar “het was heel vreemd, Nijmegen was echt veranderd. Het klinkt als een cliché, maar het hart was eruit. Dat was heel duidelijk. Er was heel veel schade in de stad.” Zo was direct naast hun huis aan de Berg en Dalseweg een huis uitgebrand en wat verderop een heel rijtje. Tegenover hen lag het hotel Pays Bas, dat door de Duitsers was gevorderd, en dit hotel zag hij voor zijn ogen afbranden, wat nog spannend was omdat omringende daken nat moesten worden gehouden vanwege het gevaar van overspringende vonken.
Er was toen geen echt centrum in Oost, het samenbindende element voor en na de oorlog waren de parochies: Maria Geboorte, St Stephanus en Christus Koning. Het sociale leven was geheel georganiseerd rondom de kerk en binnen de zuilen. Scholen, kerkkoren, jeugdwerk sportverenigingen, alles was verzuild. Ook de bekende winkeltjes in Oost. Jan heeft dat zelf niet zo meegemaakt omdat de boodschappen vanuit het centrum aan huis werden bezorgd, maar het snoepwinkeltje uit de Ten Hoetstraat, waar je dropveters kon kopen voor een cent, herinnert hij zich nog goed. Aan verschillende panden en gevels kun je nu nog zien dat het vroeger winkels waren, zoals de mooie gevel van De Gruyter aan het Mariaplein, en verschillende panden aan de Groesbeeksedwarsweg. Maar dat het pand van Van Dams Spareribs vroeger een banketbakker huisvestte is nergens meer te zien.
Nijmegen Oost
“Oost is nooit zo’n echte wijk geweest, zo van ‘wij van Oost’, ook niet in de subwijken zoals Altrade en de Hunnerberg. Misschien een klein beetje in Hengstdal, maar weer wel in Het Rooie Dorp en de Spoorbuurt, tegenover de Limos aan de Van ’t Santstraat. Dat was wel een echte eenheid. In de laatste buurt woonden allemaal mensen die bij het spoor werkten, en dat gaf samenhang. Op de site is in het informatieve stuk van Henk Rullmann over het ontstaan van Nijmegen Oost te lezen dat Oost nauwelijks planmatig is ontstaan. Met uitzondering van de singels en het Keizer Karelplein, waren er voornamelijk initiatieven van burgers, vroege projectontwikkelaars en woningbouwcorporaties. Het Canisiuscollege was een van de eerste gebouwen, net als de kazernes en de begraafplaats Rustoord. In dezelfde buurt stond al wel sinds 1673 de uitspanning Groenewoud langs de Groesbeekseweg, maar tot aan de stadsuitleg, nadat de wallen gesloopt werden, was er nauwelijks sprake van bebouwing, op een enkele molen na, omdat het gebied open schootsveld moest blijven. De bebouwing bestond voornamelijk uit grote villa’s aan de Groesbeekseweg en de Berg en Dalseweg, en in de tussenstraten zoals de Groesbeeksedwarsweg bouwden de woningbouwcorporaties. Verder was er wat industrie in Oost, zoals de twee schoenfabrieken, de melkerij Lent aan de Wedren (toen een grote zandvlakte waar je heerlijk kon spelen), de Davino ijsfabriek en de etikettenfabriek aan de Sterreschansweg.”
“Geschiedenis is mijn hobby”
Geschiedenis en filosofie zijn hobby’s van Jan; vooral cultuurgeschiedenis heeft hem altijd erg geboeid. In zijn tijd als docent hield hij zijn studenten regelmatig voor dat ‘geschiedenis is, wat aan het geschieden is’. Met die slogan probeerde Jan de politiek erbij te betrekken, maar tegelijkertijd wil Jan duidelijk maken dat wat er nu gebeurt altijd te verbinden is met wat zich vroeger heeft afgespeeld. “Geschiedenis is pas echt leuk als je het kunt verbinden met het nu. En daar is zo’n site ook weer een goed middel voor. Mensen wonen ergens en ze kunnen zich dan als het ware terugbuigen naar datgene wat zich eerder heeft afgespeeld in die omgeving. Dat maakt geschiedenis juist levend en heel wat beter verteerbaar dan jaartallen en feitjes, zoals je die vroeger op school kreeg.” De belangstelling voor geschiedenis begon voor Jan aanvankelijk met kunstgeschiedenis, maar verplaatste zich naar de bredere stroming van de cultuurgeschiedenis, die ook architectuur, muziek, wetenschap en filosofie omvat. Ondanks die zeer ruime belangstelling heeft de geschiedenis van Nijmegen toch altijd een plekje in zijn hart behouden. “Ja! Het is de oudste stad van Nederland, tenslotte. Dat alleen al maakt Nijmegen bijzonder. Het heeft een heel boeiende geschiedenis. Neem maar de Middeleeuwen met Mariken van Nimwegen en de Gebroeders van Limburg. Daarvoor had de Karolingische tijd ook al sporen nagelaten. En Albertus de Grote heeft vanuit Keulen de St. Stevenskerk ingewijd. Allemaal boeiende feiten.”
Nijmegen op de grens van Noord en Zuid
Jan wordt pas echt enthousiast als hij begint te vertellen over de periode die hem het meest intrigeert: de periode tussen het slopen van de wallen en het begin van de Tweede Wereldoorlog. Tijdens de uitbreiding van de stad werd er in Oost ook weer gebouwd en de geschiedenis van Nijmegen nam toen een interessante wending. Nijmegen was niet duidelijk een noordelijke stad, als een soort enclave in het protestante Nederland, maar het was ook geen Brabantse of Limburgse stad. Nijmegen lag precies in het grensgebied tussen Noord en Zuid en had daardoor het karakter van een vrijstad. Voor Nijmegenaren was Arnhem ten onrechte de hoofdstad van Gelderland geworden, het “Gelderse Haagje”, zo werd het genoemd vanwege de vele ambtenaren. Nijmegen heeft zich daar altijd tegen verzet, en voelde zich achtergesteld. Ook op sportgebied is er tot de dag van vandaag rivaliteit: de volksclub NEC tegenover het elitaire Arnhemse Vitesse.
Nijmegen een katholieke stad?
Nijmegen was aanvankelijk ook geen katholieke stad. De regenten en de dominante groepen bestonden uit liberalen, vrijmetselaars bijvoorbeeld. Die selecteerden elkaar op andere motieven dan het geloof en sloten de katholieken uit. De oprichting van de Katholieke Universiteit in 1923 was een hoogtepunt in het emancipatieproces van de katholieken met belangrijke gevolgen voor de stad. Diverse kloosterordes vestigden er hun studiehuizen om hun studenten aan de universiteit te laten studeren en pas toen is ‘Monnikendam aan de Waal’ ontstaan. Het straatbeeld veranderde compleet: “Je struikelde in de stad over de paters en nonnen. Er waren grote processies zoals de jaarlijkse ‘Maria-omdracht’. De Gelderlander speelde een belangrijke rol als emancipatiekrant, wat ook de vorm aannam van het afweren van het socialisme. Pas in de tijd van ‘de doorbraak’ was het katholieken toegestaan om lid te worden van de PvdA.” Jan haalt het boek erbij van Guus Pikkemaat De geschiedenis van Nijmegen (1988), waar de ontwikkelingen die uiteindelijk leidden tot Nijmegen als een katholieke stad op een aansprekende manier worden beschreven. Na de emancipatiestrijd van de katholieken en de oprichting van de KUN brak er een tijd aan van “Rooms triomfalisme”, waarin de katholieken het in de stad voor het zeggen kregen. Het sociale leven was volkomen verzuild, zoals al bleek uit Jans jeugdherinneringen. “Het heeft weinig met Nijmegen Oost te maken, maar het zou interessant zijn om dat eens goed uit te zoeken: hoe zag dat triomfalisme er in Nijmegen uit? “
Terug naar de roots
In 1993 keerde Jan terug naar zijn geboortestad. Zijn werkzame leven zat er op, maar hij voelde zich nog veel te jong om achter de geraniums op zijn lauweren te gaan rusten. In 1994 werd in Nijmegen de Seniorenraad geënstalleerd en Jan was er acht jaar lid van. Daarna nog twee jaar betrokken bij de Nijmeegse politiek als lid van het Platform Gehandicaptenbeleid. Toen in de regio het Regionaal Indicatie Orgaan werd opgericht vroeg men Jan als voorzitter van de Klachten- en Bezwarencommissie. Hij nam het graag op voor de belangen van mensen die van zorg en hulp afhankelijk waren. Dat deed hij ook als voorzitter van de Centrale Cliëntenraad van Habicura, later de Zorggroep Zuid-Gelderland. Waar hij het meest trots op is is zijn rol als een van de founding fathers van Hospice Bethlehem, het in 2003 geopende huis voor terminale patiënten in het voormalige klooster van de Zusters van Bethlehem aan de Sint Antoniusplaats. In veel verschillende functies heeft Jan zich ook in Nijmegen ingezet. Velen kennen zijn naam als redacteur van de Seniorenpagina in De Brug, als spreker bij uitvaarten, als cursist bij HOVO, of als chroniqueur van Dertig jaar Wijkwinkel Nijmegen-Oost.
De wijkgeschiedenis-website
Terugkijkend op de afgelopen periode refereert Jan aan de huidige snelle technologische ontwikkelingen op communicatiegebied, zoals Facebook en dergelijke.“Die maak ik niet meer van harte mee. Daar voel ik dat ik oud ben geworden. Ik laat dat bewust aan mij voorbijgaan. Ik ben nu 80 jaar, en ook door de verhuizing twee jaar geleden is het gekomen dat ik mij terug wil trekken hier, in mijn ‘Hermitage’. Niet in de negatieve zin, want ik voel mij wel betrokken bij het leven. Ik wil genieten van vriendschappen en familie. Ik hou van mijn vrijheid en van vrijdenker zijn. Ik hoef het niet te bewijzen, ik wil juist de tijd nemen om dingen voor mezelf uit te zoeken om mijn mening te vormen.”Zijn periode bij de wijkgeschiedenisgroep sluit hij positief af.“Het leuke van de wijkgeschiedenisgroep is bijvoorbeeld de door Myra Mager ontwikkelde site over architectuur in Oost. Dat is een uitstekend voorbeeld van hoe mensen worden uitgenodigd om met andere ogen naar hun eigen straat en huis te kijken. Door gezamenlijk de website te vullen met korte samenvattingen van de verschillende aspecten van de geschiedenis van Oost, willen we bij de wijkbewoners belangstelling wekken om met hun eigen geschiedenis bezig te zijn. Het zou alleen wat interactiever kunnen, mensen zouden met hun eigen aanvullingen en toevoegingen moeten komen. Dat hoeft niet allemaal georganiseerd in een groep te gebeuren, dat zou ik eigenlijk het leukste vinden, dat dat spontaan gebeurt en alleen gecoached en begeleid hoeft te worden. Dat laatste is ons nog niet gelukt, om de mensen daarvoor enthousiast te krijgen, maar als je nagaat dat de website nog maar een paar jaar bestaat, dan hebben we het begin in elk geval gemaakt.”Enthousiast: “Het grote voordeel van Nijmegen Oost is dat het een heel oude geschiedenis heeft. De geschiedenis van Nijmegen is hier begonnen. Je woont er op historische grond, iedereen die belangstelling heeft voor geschiedenis heeft ook belangstelling voor Nijmegen Oost. Hoewel het er, zoals gezegd, ook een hele periode vrij stil is geweest. Tot aan de stadsuitleg waren er in de Franse tijd nog wel wat incidenten, er werden forten gebouwd in Oost, zoals De Afgebrande Molen (waar de naam Fortstraat nog aan herinnert), het Fort Kijk-in-de-Pot, en Fort Sterreschans. Dat zou allemaal nog uitgezocht kunnen worden.” Waarvan acte.7 februari 1930 – 2 mei 2013
Jan werd geïnterviewd door Ellen Hijmans op 22-12-2010