Gesprek met de heer Harry Burgers (1924) op 29-12-2009

In Hengstdal
We zitten met een kopje koffie aan de tafel voor het raam in de huiskamer van Harry (85) en Corry Burgers (81) aan de Hengstdalseweg. Zij zijn beiden weliswaar hoogbejaard maar nog bijzonder vitaal, hartelijk en goedlachs. Ze wonen al 55 jaar met veel plezier in ditzelfde huis. Hier hebben ze hun 5 kinderen zien opgroeien in ‘een ideale omgeving’. Beiden zijn geboren Nijmegenaren, zij komt van de Van Peltlaan en hij is in 1924 geboren in de Lange Hezelstraat, waar zijn vader een kruidenierswinkel dreef.
De tafel staat zo dat er een riant uitzicht is op ‘de lus’, ooit aangelegd als eindpunt en draaipunt voor de trolleybus. De trolley is vervangen door de stadsbus, de lus is nu een groen plantsoen met mooie volgroeide bomen. Wat verderop zien we op het grasveldje bij de kruising van de Hengstdalseweg met de Berg en Dalseweg het robuuste beeld van Pegasus, het mythische gevleugelde paard, dat sinds 1965 hier staat, recht tegenover de ingang van St. Maartenskliniek (gemeente Ubbergen).
Veel mensen denken dat de wijk Hengstdal is genoemd naar dit beeld van Ed van Teeseling, maar de naam is al eeuwenoud en verwijst naar het erosiedal aan de overzijde van de Berg en Dalseweg dat tijdens de laatste ijstijd is uitgesleten door het smeltwater. Het Hengstdal is nu een natuurgebied van 4 ha groot, waarvan de toegang wordt gemarkeerd door een wit boerderijtje, half verscholen achter de Berg en Dalseweg. Harry legt uit waarom dat huis nu zo laag ligt: ooit lag het aan de weg zelf, maar de weg is hier verhoogd, zo rond 1911, om de doorgang mogelijk te maken voor de stoomtram richting Berg en Dal, toen een toeristenoord.
Harry hecht zeer aan dit uitzicht, hoe zeer blijkt bijvoorbeeld uit het succesvolle protest dat hij en medewijkbewoners voerden tegen de bouw van een verpleegstersflat voor de Maartenskliniek juist in dat mooie plantsoentje van Pegasus, zo’n dertig jaar geleden. Ook het protest tegen de vier verdiepingen tellende flat recht tegenover was redelijk succesvol, het zijn uiteindelijk drie verdiepingen geworden. Deze flat is van recente datum en vertegenwoordigt een van de ergernissen van Harry Burgers:’ze bouwen het veel te vol allemaal’. Dat was vroeger wel anders op deze plek.
Hoe het was
Het gezin Burgers kwam in 1932 vanuit de Lange Hezelstraat in Nijmegen-Oost wonen, aanvankelijk in de Heydenrijckstraat en enkele jaren later aan de Berg en Dalseweg, tegenover de Tuchtschool, nu de Justitiële inrichting De Hunnerberg. Het uitzicht aan de achterkant van hun woning was toen nog vrij, je keek uit op de Sophiaweg en het terrein van de villa Westerhelling. Harry woonde toen op een flinke steenworp van het Hengstal, de plaats die al van jongs af aan een grote aantrekkingskracht op hem uitoefende. Reeds als klein jongetje was het Hengstdal als eindpunt van tramlijn 1 een plaats ‘heel ver weg’, die daardoor ook iets aanlokkelijks en avontuurlijks had. Eenmaal beland in de Heydenrijckstraat trok Harry vaak met zijn vrienden op de fiets naar het Hengstdal, een ideale plek om rond te struinen. Hij noemt locaties als “De vier bankjes” en “de Biessen put”, waar nu sportvelden en de speeltuin De Leemkuil liggen. Daar was ook het unieke voetbalveld van de Trekvogels, het enige voetbalveld in Nederland dat niet horizontaal was omdat het op een lichte helling lag.
De wijk Hengstdal was toen nog vrijwel onbebouwd, alleen langs de reeds lang bestaande doorgaande wegen als de Van ’t Santstraat, de Broerdijk en de Berg en Dalseweg was wat lintbebouwing. De wijk is tussen de jaren’20 en ’50 bebouwd. Harry herinnert zich nog dat in 1933 de Christus Koningkerk aan de Van ’t Santstraat werd gebouwd. 60 jaar later, in 1993, werd de kerk vanwege het afnemende aantal gelovigen gesloopt, maar de markante 68 meter hoge toren bleef behouden en werd geïntegreerd in het nieuwe winkelcentrum en de appartementen die verrezen op de plaats waar eens de kerk had gestaan. De oorspronkelijke koperen spits was na een zware storm in 1990 verwijderd, tot in 2005 een door scholieren vervaardigde kopie van de naaldvormige spits werd teruggeplaatst. Zo blijft de toren een beeldbepalend element in de wijk Hengstdal.
Het huis waar Harry en Corry wonen aan het einde van de Hengstdalseweg dateert van 1954. Het was gloednieuw toen zij het betrokken na een roerige periode van ruim 10 jaar in het leven van Harry.
De oorlogsperiode
Toen Harry in 1943 eindexamen had gedaan werd hij geconfronteerd met het toevallige maar rampzalige feit dat hij ‘een week te laat geboren was’. Was hij niet op 7 januari maar in december geboren, dan was hij niet opgeroepen door de Duitse bezetter voor de Arbeitseinsatz. Alle jongens met het geboortejaar 1924 werden in Duitsland te werk gesteld. Harry probeerde daaraan te ontkomen, maar meldde zich uiteindelijk toch omdat anders zijn broer in zijn plaats had moeten gaan. Daarmee brak een donkere periode aan: hij belandde in het beruchte strafkamp Ommen en later ergens diep in Duitsland tegen de Poolse grens, waar hij in een kamp te werk werd gesteld als dwangarbeider. Daaruit wist hij eind 1943 te ontsnappen samen met een kameraad, waarna hij thuis aan de Berg en Dalseweg onderdook tot de bevrijding van Nijmegen in september 1944.
De oorlog eiste zijn tol in het gezin Burgers. Niet alleen trok het diepe sporen in het gemoed van de 20-jarige Harry, zijn zuster kwam om bij het bombardement in februari 1944 en zijn vader raakte in september ‘44 levensgevaarlijk gewond door een granaat en stierf, toen de Duitsers het munitiedepot bij de Tuchtschool tegenover hun huis met veel geweld opbliezen tijdens hun gedwongen aftocht.
Na de bevrijding meldde Harry zich aan als oorlogsvrijwilliger voor de EM, de Expeditionaire Macht, om Indië te helpen bevrijden van de Japanse bezetter. Tijdens zijn militaire opleiding in Engeland capituleerden de Japanners in augustus 1945, waarna hij eind 1946 werd uitgezonden naar Indië om deel te nemen aan de eerste Politionele Actie. Daarvan keerde hij gewond terug eind 1947, juist op tijd om zijn moeder te begraven. Harry werd als militair afgekeurd wegens zijn verwonding en van zijn plichten ontheven op 1 januari 1948. Toen kon hij zich wijden aan de wederopbouw van zijn persoonlijke leven.
De wederopbouw
Harry had zijn droom om te studeren aan de universiteit door de omstandigheden in rook zien opgaan en begon voortvarend een avondstudie sociale geografie aan de Tilburgse Leergangen. Overdag werkte hij bij een verzekeringsmaatschappij. In 1950 behaalde hij zijn diploma en werd leraar aardrijkskunde aan het Titus Brandsma Lyceum in Oss. Na anderhalf jaar leraarschap belandde hij via via op het Nederlandse consulaat generaal in Frankfurt /Main als hoofd van de kanselarij, waar hij een paar jaar werkte. Aanvankelijk verbleef hij daar als vrijgezel, en toen hij in 1953 trouwde, ging Corry met hem mee. Ze keerden daarom in 1954 terug naar Nijmegen-Oost, en trokken in hun huidige woning aan het einde van de Hengstdalseweg. Harry werd inspecteur bij het GAK (belast met de uitvoering van sociale verzekeringswet). In Hengstdal brak een gelukkige en stabiele periode aan in het leven van Harry en Corry. Ze stichtten een gezin waarin drie dochters en twee zonen werden geboren en ze stortten zich volop in het wijkgebeuren.
De wijkbewoner
Harry Burgers prijst zich gelukkig dat hij al 55 jaar mag wonen op de plek die al in zijn jeugd zijn hart gestolen heeft. Nijmegen-Oost en meer specifiek Hengstdal is in de ogen van Harry Burgers ‘een zeer aangename wijk, zowel qua bewoners als qua omgeving’. Men is heel vriendelijk voor elkaar, en zegt elkaar op straat meestal goedendag. De mensen gaan soepel met elkaar om, men heeft respect voor elkaar en is niet té nieuwsgierig. Hij betreurt het dat er veel groen is opgeofferd aan woningbouw, de uitbreiding naar Nijmegen-Noord, ‘de Waalsprong, had veel eerder gemoeten’.
De betrokkenheid bij de wijk was aanvankelijk geïnspireerd door het RK geloof en de kinderen. Hij gold in wijk als het ‘katholieke gezicht’, en was overal bij betrokken. Harry werd al snel voorzitter van de Vincentiusvereniging (maatschappelijke dienstverlening), lid van de oudercomités van de scholen van de kinderen, sportleider bij de voetbalclub Orion en IVN natuurgids. Hij bezocht op zondagen trouw de Christus Koningkerk of de kapel in de St. Maartenskliniek. Als progressief katholiek in de lijn van mgr. Bekkers vervreemdt hij uiteindelijk steeds meer van de katholieke kerk. De sociale betrokkenheid is gebleven, en dat uitte zich toen en nu in talloze vrijwilligerswerkprojecten en bestuurstaken, al dan niet aan de wijk gebonden. ‘Om een goed mens te zijn heb je God helemaal niet nodig’, stelt hij.
Veranderingen (in materiële – en immateriële zin)
Hij herinnert zich: – de bouw van een kapperszaak (1932) waar nu de wijkwinkel is (hoek Heydenrijckstraat – Daalseweg); – de bouw van het Sportfondsenbad; – zijn wekelijks bezoek aan het badhuis; – de vlucht van de Zeppelin (1936?); – de verlenging van de Rembrandtstraat oostwaarts; – de aanbouw van de grote westvleugel van het Canisius College; – de 3de dag- route van de Vierdaagse door de Heydenrijckstraat, waar voor de oorlog o.a. de Koloniale Reserve en in 1939 de Hitlerjugend marcheerden. Hij herinnert zich verder: – de trekhond onder de melkkar; – de verkoop van wit zand en van mosselen; – de erbarmelijke armoede van veel mensen in de crisistijd, en de protesttochten van werklozen onder begeleiding van politie te paard; – de gaarkeukens etc.; – de hangplek op de hoek van de Langeveldstraat en Daalseweg; – veel leegstaande huizen; – het spelen op straat, bokspringen, pinkelen, boomverwisselen, steltlopen, verspugen, knikkeren, verstoppertje spelen enz.
In zijn ouderlijk huis het vele bezoek van geestelijken als huisvrienden, o.a. pater Holtus S.J.; pater Ter Ellen, Carmeliet; pater Titus Brandsma, pastoor Van de Heijden, kapelaan Brokken, broeder Trudo en broeder Rolandus Raven.
Op de vraag naar veranderingen in de wijk geeft Harry een typerend antwoord: hij vindt dat hij zelf is veranderd én dat de tijd is veranderd. ‘We leven nu in een veel menswaardiger tijd’. Hij raakt daarmee aan een punt dat hem na aan het hart ligt: elk mens heeft de opdracht om zelf na te denken en zichzelf te ontwikkelen. In deze lijn doordenkend kijkt hij niet altijd positief naar het verleden, naar zijn generatie en de rol van kerk en overheid. ‘We waren geïndoctrineerd! En slecht geïnformeerd, we wisten totaal niet waar we aan begonnen toen we naar Indië gingen’. Harry trekt zijn eigen conclusies en is rond 1980 de oprichter van een van de eerste gespreksgroepen Nederland-Duitsland. Hij richt daarnaast de gespreksgroep Oud-Jong op, waarin ouderen voeling houden met wat er bij studenten leeft. Helaas is deze groep ter ziele omdat studenten tegenwoordig studiepunten moeten verdienen met hun extra-curriculaire activiteiten. Het eerste wat hij deed toen hij twintig jaar geleden met pensioen ging was ‘alle bibliotheken van de universiteit bezoeken om te zien wat ik nog niét weet!’. Nadat hij een solo fietstocht van 1400 km naar Zuid-Frankrijk had voltooid om zijn oudste zoon te bezoeken die daar een goedlopend restaurant drijft, stortte hij zich volop in het vrijwilligers werk. Het is bijna teveel om op te noemen: zo deed hij jarenlang bestuurswerk voor RIBW (beschermd wonen voor psychisch zieke mensen), en is hij vrijwilliger voor de stichting Moria, waarin hij twee ex-criminele jongeren begeleidt. Hij is verbonden aan het COL, het Centrum voor Ouderen met Levensvragen. En sinds enige tijd neemt hij deel aan de werkroep ‘wijkgeschiedenis’ van het wijkcomité Oost. In landelijk verband is hij actief in de Nederlandse Vereniging voor een Actief Levenseinde en hij is lid van de SP.
Met een ander deel van zijn activiteiten belichaamt hij het ideaal van de ‘education permanente’. Zo volgt hij cursussen bij de HOVO (hoger onderwijs voor ouderen), draait wekelijks in een zaaltje van de bibliotheek CD’s met hoorcolleges voor een vaste groep belangstellenden (op dit moment bijvoorbeeld de serie van 8 colleges van prof. Herman Philipse over ‘Godsgeloof en Atheïsme’), en hij neemt deel aan een studiekring waarin mensen hun eigen onderwerpen presenteren. En dan vindt hij nog tijd om te ontspannen in een bridgeclub en de trimclub HUF. Harry noemt zichzelf een ‘organisator’, ‘een vent die leeft!’ ’Ja, ik heb een hele volle week’ zegt hij, ‘én een vrouw die daar begrip voor heeft. Dat is heel belangrijk. Zij weet hoe ik ben’. Dat de gemeenschap zijn inzet en sociale betrokkenheid kan waarderen blijkt uit de Koninklijke onderscheiding die hij mocht ontvangen. Hij is best trots op zijn lintje en hij draagt het speldje met zwier op zijn revers. Maar het meest trots is hij op zijn vrouw, kinderen en kleinkinderen. ‘Jezelf kunnen zijn en blijven is heel belangrijk. Ja, ik heb een ideaal huwelijk’, glundert hij.
de heer Harry Burgers werd geïnterviewd door Ellen Hijmans